(Circulaire AAFisc Nr. 22/2016, nr. Ci.704.681 van 29 juni 2016)
Belgische inwoners zijn verplicht hun wereldwijd inkomen aan te geven in de belastingaangifte. Op grond van het Belgisch-Franse dubbelbelastingverdrag zijn de inkomsten van onroerende goederen enkel belastbaar in de liggingsstaat. Nochtans dient in de aangifte personenbelasting de huurwaarde aangegeven te worden van het Frans onroerend goed. Deze huurwaarde wordt in België vrijgesteld met toepassing van het progressievoorbehoud. Inkomsten uit in België gelegen onroerende goederen worden daarentegen belast op basis van het kadastraal inkomen. Dit is het geschatte netto-inkomen van het onroerend goed op jaarbasis. Maar ondanks een indexering van 40%, is het kadastraal inkomen veel lager dan de werkelijke huurwaarde.
Reeds in 2014 oordeelde het EU Hof van Justitie dat dit verschil in berekeningsbasis strijdig kan zijn met het vrij kapitaalverkeer indien dit tot gevolg heeft dat het buitenlands onroerend goed hoger wordt belast. Ondanks dit arrest heeft België de wetgeving nog steeds niet aangepast. In navolging van dit arrest oordeelde het Antwerpse Hof vorig jaar dat men voor Franse onroerende goederen een fictief onroerend inkomen kan bepalen op gelijkaardige wijze als in België, namelijk op basis van de ‘valeur locative’.
De fiscus heeft nu een circulaire gepubliceerd om de rechtszekerheid te bevorderen. Daarin aanvaardt men dat een door een buitenlandse overheid vastgesteld of uitdrukkelijk goedgekeurd fictief inkomen voor een onroerend goed als huurwaarde in aanmerking kan worden genomen. Het kan daarbij gaan om een voor het buitenlands onroerend goed geschatte brutohuur die daar in aanmerking wordt genomen voor de vestiging van een belasting. Het document waaruit dit inkomen blijkt, geldt dan als verantwoordingsstuk.
De circulaire bevat twee rekenvoorbeelden die uitsluitend over Frankrijk handelen. Uit deze voorbeelden blijkt dat het (bruto)bedrag van de huurwaarde in principe mag worden verminderd met de buitenlandse belastingen op de inkomsten. Het moet daarbij gaan om een buitenlandse belasting die werkelijk de inkomsten van de onroerende goederen heeft bezwaard, en dat zou volgens de circulaire niet gelden voor de Franse ‘taxe d’habitation’.
Het valt te betreuren dat België de wetgeving nog steeds niet heeft aangepast en dat de voorbeelden in de circulaire beperkt blijven tot Franse tweede verblijven. De EU rechtspraak is immers een nuttig argument voor inwoners van België die eigenaar zijn van een niet-verhuurde buitenlandse woning in eender welk EER land.