De inkomsten uit (overig) vermogen worden in Nederland belast in box 3. Het saldo van de bezittingen en schulden wordt daarbij fiscaal geacht een vast rendement te halen van 4% per jaar. Deze 4% van het vermogen van een belastingplichtige wordt belast tegen een vast belastingtarief van 30%.
Voorbeeld (vereenvoudigd):
Bij een bedrag aan bezittingen van € 150.000 en aan schulden van € 50.000, is de grondslag voor box 3 € 100.000. Dit levert een forfaitair rendement op van 4% is € 4.000. De belastingheffing komt dan uit op € 1.200 per jaar.
In werkelijkheid zal het vermogen geen 4% op leveren. Het werkelijke rendement kan hoger zijn, maar in deze tijden is het werkelijke rendement vaak lager.
Maar voor de heffing in box 3 maakt het niet uit hoe hoog de werkelijke inkomsten zijn: de belasting blijft hetzelfde. Dat kan vreemde gevolgen hebben.
Stel dat in het voorbeeld het vermogen per saldo 1% per jaar oplevert. Dit is een inkomen van € 1.000 per jaar. Zoals wij hiervoor hebben uitgerekend, bedraagt de belastingheffing jaarlijks € 1.200. De belastingheffing is in dit voorbeeld hoger dan het inkomen. Er moet dus geld bij om de belasting te kunnen betalen.
Tegen deze gevolgen van box 3 ondernemen steeds meer belastingplichtigen actie. De Staatssecretaris vermeldt dit ook in zijn brief. Hij geeft ook aan dat de gevolgen van box 3 per belastingplichtige veel kunnen verschillen. Het doel lijkt te zijn om box 3 uiteindelijk voor te leggen aan het Europees Hof voor de rechten van de mens. In Nederlandse rechtspraak tot nu toe is box 3 overigens vooralsnog wel overeind gebleven.
Brief Staatssecretaris, 11 november 2014
hits=67= / id=3765=