De Crisisheffing is ingevoerd als een extra last voor hogere inkomens om de Nederlandse begroting op orde te brengen. Deze heffing houdt in dat in 2013 éénmalig een extra afdracht van 16% bij werkgevers over het loon van werknemers zou worden geheven, voor zover dat loon hoger was dan € 150.000. Deze heffing komt bovenop het toptarief in de inkomstenbelasting van 52%. Hierbij werd gekeken naar het loon van het jaar daarvoor (2012). Hierin zit een vorm van terugwerkende kracht besloten en heeft tot gevolg dat het niet meer mogelijk was om ervoor te zorgen dat het jaarloon net onder de grens van € 150.000 kon blijven.
In 2014 is vervolgens besloten de éénmalige heffing met nog een jaar te verlengen.
Direct bij de invoering van de Crisisheffing was duidelijk dat velen bezwaar zouden gaan maken tegen deze extra afdracht van 16%. De eerste bezwaren komen nu voor de rechters in eerste aanleg (de Rechtbank).
In een zestal uitspraken komt de Rechtbank Den Haag tot de conclusie dat de Crisisheffing stand kan houden. Hiermee is het verhaal uiteraard nog niet uit. Tegen deze uitspraken zal vrijwel zeker hoger beroep bij het Gerechtshof (of sprongcassatie bij de Hoge Raad) worden aangetekend. Wordt zeker nog vervolgd!
Rechtbank Den Haag, 7 mei 2014
hits=75= / id=3588=