In de praktijk wordt veelvuldig gesproken over de mogelijkheid om vermogen dat geïnvesteerd werd in een spaar- of beleggingsverzekering (de zogenoemde tak 21 & tak 23 polissen) fiscaalvriendelijk over te dragen naar de volgende generatie. De ontvangen verzekeringsprestaties kunnen onderworpen worden aan successierecht op grond van artikel 8 van het Belgisch Wetboek der Successierechten. Dit artikel bepaalt dat bedingen ten behoeve van een derde in bepaalde gevallen fictief worden gelijkgesteld met een legaat (en aldus aan successierechten onderworpen zijn).
De levensverzekering in combinatie met een schenking
Successierechten kunnen in beginsel vermeden worden indien de persoon die de vermogensoverdracht wenst te realiseren niet zelf de levensverzekering afsluit, maar dit overlaat aan de begiftigde (bijvoorbeeld de kinderen).
In een eerste fase is er een vermogensoverdracht via schenking nodig. Kiest men voor een schenking via notariële akte of voor een geregistreerde bankgift dan zorgt de heffing van schenkingsrecht ervoor dat er later geen successierechten meer opvorderbaar zijn. Indien men opteert voor een niet geregistreerde hand- of bankgift, dan zijn hier mogelijks successierechten op verschuldigd indien de schenker binnen de drie jaar zou overlijden. In de pacte adjoint (dit is het onderhands bewijsdocument bij de hand- of bankgift) of in de notariële akte zelf zal men de volgende modaliteiten opnemen: a) een conventioneel beding van terugkeer, b) een last tot ondertekening van een levensverzekering, en c) een last tot herroeping van de schenking wegens niet-nakoming van de opgelegde lasten. De schenker kan tevens een last tot betaling van een periodieke levenslange lijfrente opleggen in hoofde van de begiftigde. Indien deze last facultatief wordt geformuleerd, zal de begiftigde slechts op verzoek van de schenker tot betaling van de rente dienen over te gaan (bijvoorbeeld wanneer dit nodig is om in het behoud van de levensstandaard van de schenker te kunnen voorzien).
In een tweede fase ondertekent de begiftigde de levensverzekeringspolis en ondertekenen de verzekeringsmaatschappij, de schenker en de begiftigde samen het bijvoegsel “Aanvaarding van de begunstiging”. De begiftigde plaatst de verkregen gelden integraal in de levensverzekeringspolis met zichzelf als verzekerde (A) en de schenker als begunstigde (B). Indien de schenker de begunstiging aanvaardt, kan de begiftigde niet autonoom tot afkoop overgaan zolang de schenker (lees: ouder) leeft. Dit is een zogenaamde ‘AAB’ – configuratie.
Bij het overlijden van de begunstigde zal de begiftigde in zijn hoedanigheid van verzekeringnemer (A) zijn ‘polisrechten’ terug kunnen opnemen en vrij uitoefenen. Dit ingevolge de toepassing van het conventioneel beding van terugkeer waardoor de schenking zonder successierechten terugkeert naar de ouder wanneer het kind overlijdt voor de ouder. Indien de begiftigde als eerste komt te overlijden, wordt het kapitaal uitgekeerd aan de begunstigde (dit is de initiële schenker) en valt men in principe onder de toepassing van een beding ten behoeve van een derde dat aan successierechten onderworpen is. De fiscale administratie bevestigde in haar beslissing van 22 februari 2007 echter dat een levensverzekering, gesloten in het voordeel van de schenker om de voorziene conventionele terugkeer van het geschonken kapitaal te waarborgen ingeval van vooroverlijden van de begiftigde, als een beding ten behoeve van een derde onder bezwarende titel mag worden beschouwd. Dit betekent dat er geen successierechten verschuldigd zijn op het overlijdenskapitaal uitgekeerd aan de schenker.
De levensverzekering in combinatie met een burgerlijke maatschap
Door de schenking van de spaar- of beleggingsverzekering te plannen via een burgerlijke maatschap kan de schenker (bijvoorbeeld de ouder) een actieve controle over het door hem geschonken vermogen behouden. In een eerste fase schenkt de ouder de gelden, hetzij via notariële akte, hetzij via hand- of bankgift, aan een derde persoon (bijvoorbeeld een kind). Indien men opteert voor een niet geregistreerde bank- of handgift, dan zijn hier opnieuw mogelijks successierechten verschuldigd bij een overlijden van de schenker binnen de drie jaar.
In de tweede fase richten de schenker en de begiftigde samen een burgerlijke maatschap op, waarbij de begiftigde de geschonken gelden inbrengt. In de statuten van de maatschap wordt de schenker als statutaire zaakvoerder aangeduid.
In een derde fase onderschrijft de burgerlijke maatschap de polis, met de schenker als verzekerde (B) en de maatschap als begunstigde (A). Dit is een ‘ABA’ – configuratie of beding ten behoeve van zichzelf, waarop geen successierechten verschuldigd zijn. Bovendien is de burgerlijke maatschap fiscaal transparant en behoudt ze de fiscale voordelen die aan een tak 21 of een tak 23 levensverzekeringspolis verbonden zijn. Zo is er geen roerende voorheffing verschuldigd bij tak 23 polissen, noch bij tak 21 polissen die u aanhoudt voor meer dan 8 jaar of waarbij u een overlijdensdekking van 130% onderschrijft.
De schenker kan in zijn hoedanigheid van statutaire zaakvoerder van de burgerlijke maatschap de verzekeringsrechten uitoefenen en zodoende kapitaalvoorschotten opvragen, de polis afkopen, de rechten van de levensverzekering overdragen etc. Het spreekt voor zich dat de redactie van de statuten van de maatschap zeer nauwkeurig dient te gebeuren.
Verzekeringsgift of overdracht van de verzekeringsrechten In plaats van de te betalen premies te schenken, kan de schenker (bijvoorbeeld een ouder) ook al zijn rechten als verzekeringnemer van een bestaand levensverzekeringscontract via notariële akte overdragen aan de begiftigde (bijvoorbeeld een kind). Het is de situatie waarbij de verzekeringnemer destijds een levensverzekering heeft afgesloten met aanduiding van zichzelf als verzekerd hoofd en een derde persoon (bijvoorbeeld zijn kind) als begunstigde. De Dienst Patrimoniumdocumentatie bevestigde op 9 april 2013 dat door een overdracht van de rechten van de verzekeringnemer aan de begunstigde, het initieel beding ten behoeve van derde – een zogenaamde ‘AAB’ – configuratie – is omgezet in een beding ten behoeve van zichzelf – een zogenaamde ’BAB’ – configuratie, waarbij de begiftigde verzekeringnemer (B) en begunstigde (B) van het verzekeringscontract wordt. De schenker blijft de verzekerde (A) van het verzekeringscontract.
Via deze werkwijze kan vermeden worden dat een nieuwe premietaks van 2% voor tak 21 & tak 23 verzekeringsproducten verschuldigd is. Hoewel dit een betwist standpunt is, eist de Belgische belastingadministratie immers een schenking via notariële akte opdat er geen nieuwe premietaks zou verschuldigd zijn. Daarenboven moet in het kader van een verzekeringsgift in ieder geval een door de overdrager (dit is de schenker), de overnemer (dit is de begiftigde) en de verzekeraar ondertekend polisbijvoegsel worden opgemaakt op grond van artikel 120 van de Wet op de landverzekeringsovereenkomsten. Afhankelijk van de familielijn en de fiscale woonplaats van de schenker bedragen de schenkingsrechten 3% of 7% in het Vlaams & Brussels Hoofdstedelijk Gewest en 3,3%, 5,5% of 7,7% in het Waals Gewest. De belastbare grondslag wordt gevormd door de theoretische afkoopwaarde, zijnde de waarde van de wiskundige reserves, zonder rekening te houden met de eventuele afkoopvergoedingen.
Indien de kosteloze overdracht van de verzekeringsrechten niet wordt geregistreerd aan het tarief dat toepasselijk is voor de schenkingen, dan komt deze overdracht in het vizier van de ontvanger der successierechten. Dit is het geval indien men de schenkingsakte laat verlijden voor een Nederlandse notaris (zonder deze akte in België ter registratie voor te leggen) of indien men de verzekeringsrechten overdraagt d.m.v. de loutere ondertekening van een onderhands polisbijvoegsel. Bij de ondertekening van de levensverzekeringsovereenkomst werden de premies immers door de initiële verzekeringnemer betaald. De door de verzekeringnemer destijds betaalde premies riskeren bijgevolg nog steeds onder de toepassing van artikel 8 van het Wetboek der Successierechten te vallen zodat een heffing van successierecht in dat geval mogelijk blijft. Om het risico op de heffing van successierechten volledig uit te sluiten is m.a.w. vereist dat de overdracht van de verzekeringsrechten plaatsvindt d.m.v. een notariële akte en dat er schenkingsrechten betaald worden op de volledige bevoordeling zoals samengesteld door de premies betaald door de schenker van deze verzekeringsrechten. Op zichzelf blijft artikel 8 van het Belgisch Wetboek der Successierechten in dat geval buiten schot. Het laatste lid, 1° van dit artikel stelt namelijk dat het met het schenkingsrecht belaste beding ten behoeve van een derde niet langer vatbaar is voor de heffing van successierechten.
Conclusie
Door de combinatie van de levensverzekering met een schenking kan men op een gefaseerde wijze een planning structuren die resulteert in een besparing van successierechten. Tezelfdertijd behoudt de schenker via deze planning de controle over zijn vermogen en ziet hij zichzelf verzekerd in het behoud van zijn levensstandaard via een inkomen (rente). Het is wel degelijk mogelijk om ook met bestaande levensverzekeringscontracten en met behoud van deze levensverzekeringscontracten op fiscaalvriendelijke wijze in een successieplanning te voorzien. Gezien de onzekere punten is het echter geen overbodige luxe om voorafgaandelijk de visies en standpunten van de bevoegde belastingadministraties in te winnen, bijvoorbeeld via de Dienst Patrimoniumdocumentatie of via een aanvraag tot een voorafgaande beslissing in fiscale zaken.
hits=196= / id=3574=