Belasting sterfhuisconstructie opnieuw afgewezen door rechtbank

In Archief by robert

De ‘sterfhuisconstructie’ is een vorm van in extremis vermogensplanning tussen in gemeenschap gehuwde echtgenoten. De planningstechniek werkt als volgt: Kort voor het (voorspelbaar) overlijden van één van de twee echtgenoten laten de echtgenoten een (wijzigend) huwelijkscontract verlijden. In dit (wijzigend) huwelijkscontract komen de echtgenoten overeen dat hun gemeenschappelijk vermogen volledig zal toekomen aan de andere echtgenoot (waarbij deze echtgenoot uitdrukkelijk bij naam genoemd wordt). Indien de zaken verlopen zoals voorspeld, en de ene echtgenoot kort na het opstellen van het (wijzigend) huwelijkscontract overlijdt, krijgt de andere echtgenoot dus het volledige gemeenschappelijk vermogen bij de vereffening-verdeling van het huwelijksvermogensstelsel.
Op die manier verzekeren de echtgenoten zich ervan dat de langstlevende in principe zijn/haar levensstandaard kan behouden, doordat hij/zij de beschikking krijgt over het volledige gemeenschappelijk vermogen. Daarnaast verzekeren zij zich ervan – door de clausule aldus te formuleren dat de langstlevende bij naam genoemd wordt – dat de langstlevende in principe geen successierechten verschuldigd is op de verkrijging van het volledige gemeenschappelijk vermogen. Op grond van een fictiebepaling in het Belgische Wetboek van Successierechten (artikel 5 W. Succ.) zijn immers enkel successierechten verschuldigd indien aan de verkrijging van het volledige gemeenschappelijk vermogen een ‘voorwaarde van overleven’ verbonden was.
Dat is echter buiten de Belgische fiscus gerekend. Sinds deze in 2011 een administratieve beslissing in eigen voordeel opmaakte, belast hij immers consequent elke verkrijging op grond van een sterfhuisconstructie, en dit ondanks de duidelijke bewoordingen van het Wetboek Successierechten en ondanks rechtspraak van het hoogste Belgische rechtscollege in het voordeel van de belastingplichtige.

Een aantal langstlevende echtgenoten legden zich hierbij niet neer, en begonen prompt een procedure tegen de Belgische fiscus, waarin terugbetaling van de successierechten gevraagd werd. En met succes: tot op heden heeft elke Belgische rechtbank (waarvan de beslissing werd gepubliceerd) zich in het voordeel van de belastingplichtige uitgesproken. Ook in een recent arrest van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Nijvel, dat dateert van 18 maart 2013, veegde de rechtbank alle argumenten van de fiscus van tafel.
Op basis van het voorgaande zou men kunnen stellen dat de sterfhuisconstructie een relatief veilige vorm van in extremis planning uitmaakt. Wel dient voorbehoud te worden gemaakt voor de algemene antimisbruikbepaling, die sinds 1 juni 2012 ook van kracht is inzake successierechten. In de circulaire over de algemene antimisbruikbepaling wordt de sterfhuisconstructie vermeld op de ‘black list’ van de fiscus. Over de eventuele kwalificatie van een sterfhuisconstructie als fiscaal misbruik is op vandaag echter nog geen rechtspraak voorhanden

hits=998= / id=3350=