Nederland belast het inkomen uit vermogen in box 3 (bijvoorbeeld het inkomen uit in Nederland gelegen onroerende zaken). Hierbij wordt de waarde van het vermogen aan het begin van een jaar als uitgangspunt genomen. Dit vermogen wordt geacht een rendement te maken van 4%. Dit rendement wordt belast tegen een vast tarief van 30%.
Op dit moment leveren een aantal vormen van vermogen slechts een zeer beperkt rendement op. Zo is er momenteel (vrijwel) geen spaarrekening in Nederland die 2% rente biedt. Ook het effectieve rendement op staatsobligaties van “veilige” landen is momenteel bijzonder laag. De relatief veilige vormen van het aanhouden van vermogen geven dus maar een zeer beperkt rendement.
Omdat het fictief rendement in box 3 vast ligt op 4%, is in situaties met een laag werkelijk rendement de daadwerkelijke belastingdruk in box 3 heel hoog. Bij een werkelijk rendement van 2% is de belastingdruk namelijk effectief 60% en bij een werkelijk rendement van 1% is de belastingdruk zelfs 120%.
De roep om een aanpassing van de hoogte van het forfaitaire rendement is daarom groot. De Staatssecretaris geeft echter aan hier op dit moment niet aan te willen denken, ook omdat hiervoor geen budget zou zijn. Echter, slechts kort tijd later kwam het rapport uit van de commissie Van Dijkhuizen.
Besluit Staatsecretaris van Financiën 30 mei 2013
hits=427= / id=3328=