Fiscale woonplaats / centrum van levensbelangen

In Archief by robert

Voor de fiscale invulling van het woonplaatsbegrip is niet enkel van belang de plaats waar men formeel is ingeschreven in de bevolkingsregisters, maar wel waar men beschikt over een “duurzaam tehuis” en waar men het “centrum van zijn of haar levensbelangen” houdt.

In een casus wordt een hoge medewerker van een multinational gedetacheerd vanuit België naar een vestiging in Frankrijk. De man schrijft zich uit in België en laat zich inschrijven op zijn nieuw Frans adres. Vanaf de datum van zijn formele uitschrijving uit België gaat hij ervan uit dat hij hier niet langer belastingplichtig is en dient dan ook verder geen aangiften inkomstenbelasting in.

De belastingdienst ziet dat anders, vestigt aanslagen van ambtswege, en voegt er een forse belastingverhoging aan toe van 50%. De man brengt zijn zaak voor de rechtbank. Die vertrekt van de vaststelling dat natuurlijke personen belastingplichtig zijn voor de personenbelasting, indien ze in België “hun woonplaats of zetel van fortuin hebben”. “Evenwel worden – behoudens tegenbewijs – geacht hun woonplaats of zetel van fortuin in België te hebben gevestigd, de natuurlijke personen die in het rijksregister van natuurlijke personen zijn ingeschreven”. A contrario volgt daaruit dat iemand die zich uitschrijft uit het rijksregister vermoed wordt niet langer rijksinwoner te zijn.
De rechtbank gaat vervolgens verder door op het belastingverdrag met Frankrijk dat bepaalt dat een natuurlijk persoon wordt geacht verblijfshouder te zijn van de verdragssluitende staat (België of Frankrijk) waar hij of zij over een duurzaam tehuis beschikt. “Wordt onder de uitdrukking duurzaam tehuis verstaan, de plaats waar een belastingplichtige gewoonlijk woont, in voorkomend geval met zijn/haar echtgeno(o)t(e) of wettelijk samenwonende en met de kinderen.

De woning moet te allen tijde op een onafgebroken wijze en niet enkel bij een gelegenheid tot de beschikking van de belastingplichtige staan. Ze bevat alle voorzieningen die vereist zijn voor een permanente bewoning onder omstandigheden die toereikend zijn wat het comfort betreft.”
De rechtbank stelt vast: • dat de man gedurende zijn verblijf in Frankrijk ook over een woning in België beschikt; • Dat de factuurbedragen voor de nutsvoorzieningen van die woning na zijn vertrek uit België quasi ongewijzigd zijn gebleven; • Dat hij bovendien gedurende bepaalde vaste periodes in stond voor de opvang van zijn kinderen in België (weekends/vakanties) • …
De rechtbank volgt de belastingdienst die stelt dat er van een fiscaal vertrek uit België nooit op enig moment sprake is geweest.

hits=2514= / id=3207=