Wettelijke erfgenamen en algemene legatarissen (testamentaire erfgenamen) zijn aansprakelijk, ieder in verhouding van hun erfdeel, voor de successierechten en intresten die verschuldigd zijn door legatarissen ten algemene en ten bijzondere titel (art. 70, lid 2 W.Succ.). Met betrekking tot de in een testament aangestelde legatarissen ten algemene en ten bijzondere titel is deze wetsbepaling niet bezwarend voor de erfgenamen en algemene legatarissen. Die legaten worden immers afgegeven door de laatstgenoemden en dezen kunnen dan ook makkelijk eisen dat de legatarissen ten algemene en ten bijzonder titel eerst de successierechten voldoen (of beter nog, dat de successierechten worden ingehouden en rechtstreeks aan de ontvanger worden gestort).
Maar voormelde wetsbepaling geldt ook voor successierechten verschuldigd op grond van de zogenaamde “ fictieve legaten” (toepassing van fictiebepalingen). Aldus is de begunstigde van een levensverzekeringsovereenkomst successierechten verschuldigd op het door de verzekeringsmaatschappij uitbetaalde kapitaal (art. 8 W.Succ.). Dit hebben de wettelijke erfgenamen en algemene legatarissen echter niet in de hand. Zij weten vaak niet eens dat er een kapitaal is uitgekeerd en kunnen die uitbetaling hoe dan ook niet tegenhouden of afhankelijk stellen van de betaling van successierechten. Het Grondwettelijk Hof heeft geoordeeld dat, in de mate waarin art. 70,lid 2 W.Succ. van toepassing is op de fictiebepaling van art. 8 W.Succ., de bepaling strijdig is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet omdat zij twee ongelijke situaties op gelijke wijze behandelt (arrest nr. 162/2011 van 20 oktober 2011).
hits=1= / id=1847=