Al vaker is in de nieuwsbrief aandacht besteed aan de vraag waar de feitelijke leiding van een vennootschap gevestigd is. Onlangs zijn weer een tweetal nieuwe uitspraken over verschenen: één van Rechtbank ’s-Gravenhage 22 december 2010 en één van Hof ’s-Hertogenbosch op 5 november 2010.
In de eerste casus van Rechtbank ’s-Gravenhage ging het om een beleggingsvennootschap, waarvan het statutaire bestuur sinds eind december 2001 door een trustkantoor op de Nederlandse Antillen werd uitgeoefend
Hoe is het ook weer? Volgens de nationale Nederlandse wet wordt naar omstandigheden beoordeeld waar een lichaam is gevestigd en wordt een vennootschap die naar Nederlands recht is opgericht, geacht in Nederland te zijn (blijven) gevestigd. De BRK (een soort van belastingverdrag tussen Nederland en de Nederlandse Antillen) bepaalt dat indien een vennootschap inwoner is van beide landen, zij geacht wordt gevestigd te zijn in het land waar zijn werkelijke leiding is gevestigd. In het algemeen is het daarbij zo dat de werkelijke leiding van een vennootschap berust bij zijn (statutair) bestuur en dat de vestigingsplaats overeenkomt met de plaats waar dit bestuur zijn leidinggevende taak uitoefent. Wanneer het echter aannemelijk is dat de werkelijke leiding door een ander wordt uitgeoefend dan dat bestuur, kan er aanleiding zijn als vestigingsplaats aan te merken de plaats van waaruit die ander de leiding uitoefent.
Dit laatste was volgens de rechtbank in deze situatie het geval, waarbij meer specifiek met “die ander” de aandeelhouder werd bedoeld. De Rechtbank overwoog daarbij dat alle belangrijke bestuursbeslissingen door de aandeelhouder zijn genomen. Als voorbeeld daarvoor worden genoemd de vermogensbeheersovereenkomst, die weliswaar met het trustkantoor is besproken en door het trustkantoor is ondertekend, maar door de aandeelhouder is uitonderhandeld. Bovendien bleek uit de statuten dat het trustkantoor niet bevoegd was om zelfstandig belangrijke bestuursbesluiten te nemen, zonder (voorafgaande) goedkeuring van de aandeelhouder.
In de casus voor Hof ’s-Hertogenbosch ging het om een naar Nederlands recht opgerichte vennootschap, waarvan de aandeelhouder en bestuurder is verhuisd naar België. Tegelijkertijd is de zetel van de vennootschap verplaatst naar België. Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt in navolging van Rechtbank Breda dat de vennootschap inwoner was van België. Volgens het Hof zijn de kernbeslissingen met betrekking tot de vennootschap genomen in het huis van de aandeelhouder en bestuurder in België.
hits=0= / id=1786=