De nieuwe reglementering bedrijfswagens. Nieuwe FAQ zorgt voor verwarring

In Archief by robert

Op 1 oktober 2012 publiceerde de Administratie alweer een update van haar lijst van veelvuldig gestelde vragen (FAQ) over het voordeel van alle aard inzake bedrijfswagens (www.minfin.fgov.be; ‘actueel’). Haar nieuwe standpunt met betrekking tot de vraag of een bijdrage in de brandstofkosten als een in mindering te brengen ‘eigen bijdrage’ kan worden aangemerkt maakt de verwarring compleet. Zoals u zult merken is er van ‘extra duiding’ rond de ‘eigen bijdrage’ weinig sprake. Hierna volgt een overzicht van de voornaamste nieuwigheden die de geactualiseerde lijst ons bijbrengt.

Sinds 1 januari van dit jaar geldt een nieuwe forfaitaire berekeningsmethode van het voordeel van alle aard dat voortvloeit uit het persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig. Sindsdien wordt het voordeel berekend door een CO2-percentage toe te passen op 6/7 van de cataloguswaarde van de wagen. Bij de berekening wordt ook rekening gehouden met de ouderdom van de wagen, door het toepassen van een degressiviteitsfactor: de cataloguswaarde van de wagen daalt elk jaar met 6%. De nieuwe berekeningsmethode lijkt op het eerste zicht eenvoudig, maar riep tal van vragen op bij zowel werkgevers als werknemers en bedrijfsleiders. We overlopen de meest in het oog springende vragen en antwoorden.

Het begrip cataloguswaarde
De cataloguswaarde is de catalogusprijs van het voertuig in nieuwe staat bij verkoop aan een particulier, inclusief opties en werkelijk betaalde BTW, zonder rekening te houden met kortingen en dergelijke. Dat de definitie van cataloguswaarde allesbehalve duidelijk was, blijkt uit de veelvuldige vragen in de lijst van frequently asked questions (FAQ). Met welke catalogusprijs dient men nu precies rekening te houden: de prijs bij de bestelling van het voertuig of deze bij de facturatie? Het antwoord hierop verschilt naargelang er bij de bestelling van het voertuig al dan niet een prijsgarantie wordt gegeven door de dealer. In geval van prijsgarantie moet er rekening gehouden worden met de catalogusprijs zoals die van toepassing is op het ogenblik van de bestelling van het voertuig in nieuwe staat. Werd er geen prijsgarantie gegeven, dan dient u rekening te houden met de catalogusprijs op het ogenblik van facturatie.

Optiepakket
De prijs van een optiepakket is meestal goedkoper dan de som van de prijzen van de individuele opties vervat in dat pakket. Met welke prijs moet men rekening houden voor de vaststelling van de cataloguswaarde? Er mag enkel rekening worden gehouden met de lagere prijs voor het optiepakket indien het pakket beschikbaar is voor de particuliere markt. Het betreft hier wel enkel optiepakketten die zijn samengesteld door de constructeurs of de invoerders, die worden aangeboden op de particuliere markt tegen een vastgestelde officiële prijs. Een door een plaatselijke dealer zelf samengesteld optiepakket ter gelegenheid van een promotionele actie wordt hier niet beoogd.

Kortingen
In de nieuwe FAQ wordt verdere toelichting verschaft in verband met kortingen, welke kan worden samengevat als volgt: wanneer een constructeur of invoerder ingevolge een promotionele actie de catalogusprijs van een bepaalde wagen (tijdelijk) verlaagt en deze prijsverlaging in reclamecampagnes vermeldt als een ‘klantenvoordeel’, kan deze verlaagde catalogusprijs gelden als berekeningsbasis voor het voordeel alle aard voor zover die prijs ook daadwerkelijk wordt opgenomen als een nieuwe catalogusprijs in zijn prijslijsten en het algemeen van toepassing is bij verkoop aan een particulier. Indien het voorgaande niet van toepassing is, wordt het klantenvoordeel als een korting aangemerkt, waarmee we zoals reeds aangegeven geen rekening houden bij het bepalen van de cataloguswaarde.

De eigen bijdrage in de brandstofkosten
Wanneer het voordeel niet kosteloos wordt toegestaan, wordt het voordeel verminderd met de bijdrage van de verkrijger van dat voordeel. In de praktijk werd aangenomen dat zowat elke bijdrage van de genieter in de kosten van aanschaf, onderhoud of gebruik van de wagen, in aanmerking komt. De Administratie is het niet altijd eens met een dergelijk zienswijze, zo blijkt uit de antwoorden die de belastingadministratie onlangs gegeven heeft:
– een werknemer of bedrijfsleider betaalt alle of sommige privétankbeurten zelf: de kosten worden niet aangemerkt als een eigen bijdrage die men mag aftrekken van het voordeel van alle aard.
– De werkgever betaalt de volledige leasingprijs van een bedrijfswagen en vraagt aan de werknemer een bijdrage voor het brandstofverbruik: de bijdrage van de werknemer in de brandstofkosten mag als een eigen bijdrage worden aangemerkt.

Gaat de Administratie in dit eerder willekeurig onderscheid geen stapje te ver? Een bijkomende vraag: moet er een afzonderlijk voordeel van alle aard worden belast wanneer een werkgever een tankkaart ter beschikking stelt? De Administratie maakt in een dergelijk geval een onderscheid naargelang de werknemer of bedrijfsleider al dan niet over een bedrijfswagen beschikt.

Situatie 1: de werknemer of bedrijfsleider heeft geen bedrijfswagen, enkel een tankkaart
De werknemer of bedrijfsleider is belastbaar op een voordeel van alle aard voor het persoonlijk gebruik van de tankkaart, dat volgens de Minister van Financiën gelijk is aan de werkelijke waarde. Van de werkelijke prijs die voor het tanken betaald is mag de prijs die slaat op beroepsverplaatsingen afgetrokken worden. Desondanks kan het voordeel van alle aard aardig oplopen.

Situatie 2: de werknemer of bedrijfsleider heeft een bedrijfswagen met een tankkaart
De werknemer of bedrijfsleider is belastbaar op een voordeel van alle aard voor het persoonlijk gebruik van de bedrijfswagen. De terbeschikkingstelling van een tankkaart geeft geen aanleiding tot een bijkomend belastbaar voordeel, het voordeel voor het persoonlijk gebruik van de tankkaart is inbegrepen in het voordeel voor de terbeschikkingstelling van het voertuig.
Situatie 3: de werknemer of bedrijfsleider heeft enkel een bedrijfswagen en draagt zelf de brandstofkosten.
Het voordeel is in een dergelijk geval gelijk aan situatie 2. Privébrandstofkosten mogen niet afgetrokken worden van het belastbaar voordeel van alle aard.
Situatie 4: de werknemer of bedrijfsleider heeft een bedrijfswagen met tankkaart en betaalt aan de werkgever een bijdrage voor het privégebruik van de tankkaart
Het voordeel is hier opnieuw gelijk aan situatie 2, maar met het verschil dat de bijdrage die betaald wordt aan de werkgever/vennootschap voor het privégebruik van de tankkaart wel in mindering gebracht mag worden.

Conclusie:
Of u nu een bedrijfswagen met of zonder tankkaart ter beschikking krijgt (situatie 2 en 3), voor de fiscus is het voordeel van alle aard hetzelfde. Daarnaast kan het belastbaar voordeel van het privégebruik van een tankkaart (situatie 1) soms hoger oplopen dan het voordeel alle aard in de overige situaties, hoewel men duidelijk een kleiner voordeel geniet.
Tot slot maakt de Administratie in situatie 3 en 4 een onderscheid inzake de aftrek van de eigen bijdrage in de brandstofkosten. Hoewel de werknemer/ bedrijfsleider in beide situaties zelf de brandstofkosten financiert, wordt in de ene situatie een volledig belastbaar voordeel aangerekend, terwijl er in de andere situatie een veel lager of zelfs geen belastbaar voordeel is.
Volgt u nog…. of bent u intussen al met de fiets onderweg?
hits=0= / id=1495=