Conclusie A-G Niessen, 17 december 2019
Artikel 4 van de Nederlandse Algemene Wet inzake Rijksbelastingen bepaalt dat naar de omstandigheden wordt beoordeeld waar iemand woont. Dit artikel is van belang voor allerlei andere wetten, waaronder de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting. Op grond van je woonplaats wordt namelijk bepaald waar je in hoofdregel belasting moet betalen.
Op grond van dit artikel is er dus geen vaste norm waarmee wonen in Nederland kan worden in- of uitgeschakeld. Per specifieke situatie moet worden beoordeeld of er sprake is van wonen in Nederland. Belangrijke factoren zijn het bestaan van een band van persoonlijke aard met Nederland en het duurzaam zijn van die band.
Het kan daarbij heel goed gebeuren dat een ander land tegelijkertijd vindt dat een belastingplichtige óók in dat andere land woont. Voor die situatie heeft Nederland gelukkig met veel landen een belastingverdrag gesloten op grond waarvan uiteindelijk kan worden bepaald waar iemand geacht moet worden fiscaal inwoner te zijn.
De Advocaat-Generaal licht verder toe dat er naar zijn mening ten minste een woning beschikbaar moet zijn in Nederland, wil er sprake kunnen zijn van het zijn van inwoner. Uiteraard hoeft die woning geen eigendom te zijn, een huursituatie kan ook. Staat er geen woning ter beschikking, dan is hij volgens de A-G geen inwoner meer. Staat er wel een woning ter beschikking, maar wordt grotendeels in het buitenland verbleven dan kan er nog steeds sprake zijn van inwonerschap van Nederland. Dus om inwoner te zijn van Nederland, moet de band met Nederland niet sterker te zijn dan die met andere landen. Het kan zo zijn dat de band met een ander land sterker is of lijkt, maar dat er toch voldoende aanknopingspunten zijn om inwoner te zijn in de zin van artikel 4 AWR. Dit kan er voor zorgen dat je soms sneller dan gedacht te maken kunt krijgen met Nederlandse belastingheffing.