Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 6 maart 2020
Een man is bestuurder van een vennootschap en houdt ook alle (certificaten van) aandelen in die vennootschap. De man neemt zeer aanzienlijke bedragen aan gelden op uit de vennootschap als lening en in rekening-courant. Vervolgens verhuist de mand in 2013 naar België. Het jaar daarop, in 2014, verhuist hij naar de Verenigde Arabische Emiraten (VAE).
De inspecteur neemt voor de jaren 2013 en 2014 het standpunt in dat er al dan niet vermomde dividenduitdelingen hebben plaatsgevonden door de vennootschap en wil hierover heffen.
Voor de periode waarin de man in België heeft gewoond komt de Rechtbank tot de conclusie dat niet alleen de man, maar ook de vennootschap feitelijk zijn gevestigd in België. Voor de vennootschap geldt weliswaar dat naar Nederlands recht een vennootschap ook na verplaatsing van haar feitelijke leiding naar het buitenland nog gedurende vijf jaar als inwoner wordt gezien. Maar voor de toepassing van het belastingverdrag moet uiteindelijk worden gekeken naar de feitelijke leiding, de plaats waar de kernbeslissingen met betrekking tot de activiteiten van het lichaam worden genomen en waar de eindverantwoordelijkheid voor deze beslissingen wordt gedragen. Wie de dagelijkse leiding heeft bij de uitvoering is voor de plaats van werkelijke leiding van een lichaam niet van betekenis. De conclusie is dan dat zowel de vennootschap als de man voor de toepassing van het belastingverdrag in België zijn gevestigd en dat daarom geen mogelijkheid heeft om belasting te heffen. Of en hoe een conserverende aanslag is opgelegd is hier niet duidelijk, zodat de vraag openblijft welke gevolgen het één en ander volgens de Rechtbank daarvoor zou hebben.
Bij de verhuizing naar de VAE wil de man ook een beroep doen op een belastingverdrag, namelijk dat tussen Nederland en de VAE. Voor toegang tot dit verdrag moet de man inwoner zijn van één van beide landen. Hij was in ieder geval geen inwoner van Nederland en voor de wetgeving van de VAE geldt dat je onderdaan moet zijn om als inwoner voor het verdrag aangemerkt te kunnen worden. Aangezien de man onderdaan was van Nederland en niet van de VAE, is de conclusie dat hij voor het verdrag geen inwoner is van Nederland, maar ook niet van de VAE. Hij heeft uiteindelijk geen verdragsbescherming waardoor Nederland haar nationale wet kan toepassen en belasting kan heffen over de dividenden die worden ontvangen in de periode van wonen in de VAE.
Tegen deze laatste uitspraak is hoger beroep aangetekend, dus mogelijk volgen er nog interessante verdere conclusies.