In een tweetal zaken heeft de Advocaat-Generaal advies uitgebracht. Het gaat in deze zaken om de toewijzingsregels bij grensoverschrijdende sociale zekerheid. Alvorens in te gaan op deze beide zaken, geven wij eerst heel kort een overzicht van de hoofdregels van toewijzing van de sociale zekerheid binnen Europa (met name de EU) voor personen in loondienst. Deze regels zijn gebaseerd op Europese Verordeningen.
Hoofdlijnen toewijzingsregels
Voor personen in loondienst geldt in hoofdregel dat je sociaal verzekerd bent in het land waar je woont. Echter, op het moment dat je werkt in een ander (Europees) land dan je woonstaat, dan val je in beginsel onder de sociale zekerheid van de werkstaat.
De sociale zekerheid kan toch weer terugkeren naar de woonstaat, en wel op het moment dat er ook werkzaamheden in de woonstaat worden verricht.
Onder de oude regelgeving (vervallen per mei 2010) gold nog dat enige werkzaamheden in de woonstaat al voldoende waren om de sociale zekerheid terug te laten keren naar de woonstaat. Onder de huidige, nieuwe regeling geldt dat de sociale zekerheid pas terugkeert naar de woonstaat op het moment dat 25% van de werkzaamheden in de woonstaat worden verricht.
De beide te bespreken rechtszaken hebben betrekking op de oude regeling, maar hebben ook voor de nieuwe regeling belang.
Daarbij zal voor een aantal werknemers de oude regeling op dit moment nog van toepassing kunnen zijn. De oude regeling blijft namelijk nog maximaal tien jaar van toepassing indien er geen wijzigingen in de woon- en werksituatie optreden bij de werknemer. Wijzigt de situatie voor de werknemer wel, dan zal daarna de nieuwe regeling verplicht van toepassing zijn. De werknemer heeft tijdens die tien jaar altijd het recht om de nieuwe regeling op hem of haar toe te laten passen.
De Oostenrijkse skilerares
Mevrouw X woont in Nederland. Zij is in Nederland in loondienst werkzaam. Vanaf december 2008 tot en met februari 2009 neemt zij vrij, en in haar vakantie gaat zij in Oostenrijk in dienstbetrekking werken als skilerares. Na het einde van haar vakantie komt zij weer terug werken in Nederland. De Nederlandse dienstbetrekking is dus doorgelopen tijdens de (werk)vakantie in Oostenrijk.
Mevrouw X is in hoofdregel in Nederland sociaal verzekerd, nu zij in Nederland woont en werkt. Maar in de maanden januari en februari werkt en verblijft zij in Oostenrijk. Mevrouw X claimt een vrijstelling van Nederlandse premieheffing voor die eerste twee maanden van 2009. Zij neemt het standpunt in dat zij die twee maanden in Oostenrijk sociaal verzekerd is. Nederland zou dan over die twee maanden geen sociale premies mogen inhouden.
Feitelijk heeft zij in de Oostenrijkse periode twee dienstbetrekkingen. Voor de Nederlandse dienstbetrekking werkt zij tijdelijk niet, maar later weer wel. Voor de uitleg van de Verordening is van belang hoe deze feiten moeten worden uitgelegd: dit kan namelijk worden gezien als twee dienstbetrekkingen die tegelijkertijd lopen (wat juridisch ook het geval is). Maar de situatie kan ook meer feitelijk worden gezien als twee dienstbetrekkingen die in de tijd achter elkaar komen (en elkaar dus niet overlappen), omdat zij in januari en februari enkel en alleen in Oostenrijk werkt, en vanaf maart weer alleen in Nederland.
Omdat niet duidelijk is hoe een situatie als deze moet worden uitgelegd voor de werking van de Verordening adviseert de Advocaat-Generaal om vragen te stellen aan het Europese Hof van Justitie en de zaak verder aan te houden.
De twee dienstbetrekkingen
De heer Y heeft de Nederlandse nationaliteit en woont in België. Hij is in dienstbetrekking in Nederland. Voor zijn dienstbetrekking werkt hij incidenteel thuis. Hij bereidt daar besprekingen voor. Ook verricht hij klantenbezoeken in België. In het jaar 2009 werkte hij 6,46% van zijn tijd in België. Het gaat daarbij niet om hele (werk)dagen, maar om uren die bij elkaar op zijn geteld. In de arbeidsovereenkomst was niets opgenomen over thuiswerken of een standplaats in België.
De heer Y neemt het standpunt in dat hij sociaal verzekerd is in België. Hij werkt namelijk een deel van zijn dienstbetrekking in België, wat ook zijn woonstaat is. In het geval dat een dienstbetrekking in een werkstaat en in de woonstaat wordt verricht, gaat in hoofdregel de sociale zekerheid over naar de woonstaat. Op deze situatie was de oude Verordening nog van toepassing. Onder de nieuwe Verordening had 25% van de tijd in België gewerkt moeten worden, voordat er sprake zou kunnen zijn van sociale zekerheid in de woonstaat.
In deze situatie neemt de inspecteur het standpunt in dat de werkzaamheden in België zodanig van bijkomende aard zijn, dat de heer Y verzekerd is gebleven in Nederland.
De vraag is dus of de beperkte en onregelmatige werkzaamheden in België er voor de heer Y toe leiden dat de sociale zekerheid overgaat naar België.
De Advocaat-Generaal vindt deze situatie wel duidelijk genoeg. Hij is van mening dat de werkzaamheden in België niet mee moeten tellen voor de toepassing van de Verordening, omdat er sprake is van “louter incidentele werkzaamheden”. In de situatie van de heer Y geldt namelijk dat:
– De werkzaamheden heel beperkt zijn in omvang (6,46%, ofwel 104 uur thuiswerk en 17 uur bezoek aan Belgische klanten);
– Er niet met de werkgever is overeengekomen dat zou worden thuisgewerkt;
– Het thuiswerken niet regelmatig plaatsvindt: er is geen patroon.
– Het klantenbezoek in België slechts incidenteel plaatsvindt.
hits=12= / id=3886=