Over het bezit van tweede en overige woningen in Nederland wordt (in de meeste gevallen) in Nederland belasting betaald in box 3. In deze zaak gaat het om woningen die zijn verhuurd en waarvoor de huurders (wettelijke) huurbescherming genieten.
Voor de berekening van de belasting in box 3 is de waarde van de woning van belang. Voor 2010 moest hier de waarde in het economisch verkeer van de woning worden opgenomen. Echter, met ingang van 2010 wordt hiervoor de WOZ-waarde gebruikt. De WOZ-waarde vormt een benadering van de werkelijke waarde van de woning, maar gaat wel uit van een waarde in vrije (niet-verhuurde) staat.
Een verhuurde woning met huurbescherming kan minder waard dan de WOZ-waarde, omdat de (beschermde) verhuur dan een waardedrukkend effect heeft. Dit waardedrukkend effect wordt in de WOZ-waarde niet meegenomen. Om die reden mag op de WOZ-waarde een korting worden toegepast. De hoogte van deze korting is afhankelijk van de hoogte van de huur in verhouding tot de WOZ-waarde. Uit deze berekening komt dan een korting die op de WOZ-waarde toegepast mag worden. De waarde na toepassing van de korting wordt tenslotte in de aangifte opgenomen.
Een belastingplichtige was van mening dat de waarde van zijn verhuurde woningen flink lager was dan de berekende waarde op grond van de WOZ-waarde minus de wettelijke korting. Hij wilde voor zijn aangifte uitgaan van een lagere waarde. De belastingdienst was het hier niet mee eens en dit verschil van mening leidde uiteindelijk tot deze procedure.
In het arrest ligt de Hoge Raad toe dat de berekening van de belasting in box 3 in een dergelijke geval gebaseerd is op een “stapeling” van ficties en forfaits. De Hoge Raad keurt vervolgens de belastingheffing in box 3 goed en vervolgens ook het gebruik maken van de WOZ-waarde. Maar de Hoge Raad keurt de kortingsregeling niet goed, omdat hier een waarde uit kan komen die te ver van de waarde in het economisch verkeer verwijderd is.
Als de werkelijke waarde in het economisch verkeer lager is dan de waarde zoals die op grond van de wet wordt berekend, dan hoeft de wettelijke regeling niet te worden toegepast. Een belastingplichtige mag voortaan aantonen dat de werkelijke waarde van zijn verhuurde woning lager is dan de waarde die met het wettelijke systeem wordt berekend. De Hoge Raad geeft daarbij aan dat de werkelijke waarde wel minstens 10% lager moet zijn dan de berekende waarde in box 3. De belastingplichtige zal ook in staat moeten zijn om deze lagere waarde met bewijsstukken aan te kunnen tonen.
hits=15= / id=3868=