Inmiddels is het ook weer Prinsjesdag geweest en zijn de plannen voor 2015 bekend gemaakt. Dit keer lijken er relatief weinig ingrijpende plannen te zijn. Wat echter wel opvalt, is een nieuwe manier van wetgeving invoeren die vorig jaar ook al werd toegepast. Er wordt wetgeving aangenomen die niet direct aan het einde van het jaar van toepassing wordt, maar die pas het jaar daarna zal gaan gelden. Zo is er eind 2013 wetgeving ingevoerd die pas in 2015 zal gaan gelden. Nu worden er maatregelen voorgesteld die pas in 2016 effect zullen gaan krijgen. Wij lichten een aantal voorgenomen maatregelen toe.
Afschaffing keuzeregeling definitief
Zoals al eerder is aangekondigd zal de keuzeregeling aan het einde van het jaar afgeschaft zijn en worden vervangen door een nieuwe regeling. Bij het Belastingplan 2015 zijn hierin geen wijzigingen aangekondigd, dus deze ingrijpende wijziging zal doorgaan. Wat de exacte gevolgen van de afschaffing van de keuzeregeling zullen zijn, zullen wij de komende tijd door middel van praktische voorbeelden in dit blad toelichten. Daarbij zullen wij ook laten zien waar er oplossingen liggen.
Afschaffing ouderentoeslag box III
In Nederland wordt vermogen belast in box 3, waarbij het vermogen wordt belast tegen effectief 1,2%. Iedere belastingplichtige heeft recht op een heffingsvrij vermogen van (in 2014) € 21.139.
Ouderen kunnen daarbovenop nog een aanvullende vrijstelling krijgen, de ouderentoeslag. De exacte hoogte van de toeslag is met name afhankelijk van het inkomen in box 1: inkomens in box 1 tot € 14.302 hebben recht op een extra heffingsvrij vermogen van € 27.984. En als het inkomen in box 1 tussen € 14.302 en € 19.895 ligt, is er nog recht op een extra heffingsvrij vermogen van € 13.992.
De extra verhoging van het heffingsvrije vermogen van € 27.984 wordt afgeschaft. Dat wil dus zeggen dat voor alle ouderen tot een inkomen in box 1 van € 19.895 het extra heffingsvrije vermogen van € 13.992 blijft bestaan, maar dat niemand meer recht heeft op de extra verhoging tot € 27.984.
De eigen woning
• De verlenging van de termijn van de mogelijkheid voor hypotheekrenteaftrek voor de leegstaande, te koop staande voormalige eigen woning of een leegstaande toekomstige eigen woning was in het kader van de crisis tijdelijk verlengd naar drie jaar. Deze regeling wordt vanaf 2015 structureel, waardoor de termijn van drie jaar dus ook na de crisis zal blijven gelden.
• Daarnaast is in het kader van de crisis de mogelijkheid gecreëerd om onder voorwaarden een voormalige eigen woning te verhuren (belastingheffing in box 3), maar na het einde van deze verhuur weer hypotheekrenteaftrek mogelijk te maken (onder voorwaarden). Ook deze regeling wordt vanaf 2015 structureel gemaakt. Hierdoor blijft het mogelijk om de te koop staande woning te verhuren zonder toepassing van de bijleenregeling en kan de renteaftrek na de periode van verhuur herleven voor de resterende periode waarin de verhuisregeling van toepassing is (drie jaar).
• Het tijdelijke verlaagde Btw-tarief (6% in plaats van 21%) op renovatie en herstel van woningen wordt verlengd tot 1 juli 2015. Het moet gaan om renovatie of herstel van woningen, die pas plaatsvindt meer dan twee jaren na het tijdstip van eerste ingebruikneming van die woning. Het verlaagde Btw-tarief geldt alleen voor arbeidskosten en helaas niet voor de materialen die er daarbij worden gebruikt.
Gebruikelijk loonregeling
Deze regeling verplicht een directeur-groot aandeelhouder (DGA) zichzelf fiscaal een gebruikelijk loon toe te kennen. Over dit salaris wordt inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen geheven. Het gebruikelijk loon bedraagt minimaal € 44.000 (bedrag in 2014), maar kan lager (bewijslast bij de belastingplichtige) of hoger (bewijslast bij de inspecteur) worden vastgesteld. In deze regeling zullen een aantal aanscherpingen plaatsvinden.
• Op het moment dat een zakelijk loon hoger is dan € 44.000 mag voor de vaststelling van de hoogte van dit loon rekening worden gehouden met een afwijking (doelmatigheidsmarge) van 30%. Deze marge wordt voor 2015 verlaagd naar 25%. Voor 2015 is er overgangsrecht dat inhoudt dat het loon van de DGA in 2015 wordt gesteld op 75/70e van het loon in 2013, als dit loon in 2013 hoger was dan € 43.000 (het standaardbedrag in 2013), tenzij aannemelijk is dat het loon in 2015 op grond van de gebruikelijke loonregeling op een hoger of lager bedrag moet worden gesteld. Mochten afspraken zijn gemaakt met de Belastingdienst over het gebruikelijk loon na 2014, dan mogen deze afspraken als opgezegd worden beschouwd.
• Als hoofdregel geldt vanaf 2015 dat het in aanmerking te nemen loon ten minste wordt gesteld op het hoogste van de volgende bedragen: a. 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking.
b. het hoogste loon van de overige werknemers van de vennootschap.
c. € 44.000.
Vervolgens heeft de belastingplichtige de mogelijkheid om aannemelijk te maken dat het in aanmerking te nemen loon op een lager bedrag moet worden gesteld. Daarvoor moet aannemelijk worden dat het loon vaan de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is. Als het loon met deze tegenbewijsmogelijkheid niet daalt onder de € 44.000, mag de inhoudingsplichtige nog rekening houden met de doelmatigheidsmarge.
• Het loon van de DGA wordt ten minste gesteld op het hoogste loon van de overige werknemers die werken bij de vennootschap van de DGA of bij verbonden lichamen. Dit zijn lichamen waarin de holding (direct of indirect) een belang van 5% of meer heeft.
hits=72= / id=3710=