X komt vanuit het buitenland in Nederland werken. Voor de inkomstenbelasting kiest hij voor partieel buitenlandse belastingplicht. Dat wil zeggen dat hij niet wordt behandeld als een inwoner van Nederland, maar dat hij alleen voor bepaalde (Nederlandse) bronnen van inkomen wordt belast. Deze regeling kan worden toegepast in combinatie met de 30%-regeling. Meestal komt het er dan op neer dat er weinig of geen belasting in box 2 en box 3 hoeft te worden betaald.
Na enkele jaren in Nederland te hebben gewerkt eindigt de dienstbetrekking en vertrekt X naar het buitenland. Bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst wordt er overeengekomen dat X nog een ontslaguitkering zal ontvangen, die in drie delen verspreid over de tijd wordt uitbetaald.
De eerste termijn wordt belast in Nederland. De kwestie gaat over de uitbetaling van de tweede termijn (en is dan uiteraard ook van belang voor de derde termijn). X stelt zich op het standpunt dat de tweede termijn niet in Nederland belast is, omdat er geen werkzaamheden tegenover hebben gestaan. De Belastingdienst vindt van wel, omdat de termijnen een band hebben met de dienstbetrekking.
Uiteindelijk krijgt de Belastingdienst gelijk. Door de duidelijke band tussen de uitgekeerde bedragen en de dienstbetrekking mag Nederland (waar de dienstbetrekking werd uitgeoefend) belasting heffen.
Hoge Raad 20 juni 2014
hits=43= / id=3664=