Heeft een Nederbelgische studente die in Curaçao studeert, recht op Nederlandse studiefinanciering als een van haar ouders in Nederland én België werkt c.q. niet meer in Nederland werkt?
Zaak: M (zaaknummer C-359/13)
M. is geboren in 1987 en heeft de Nederlandse nationaliteit. In 1993 emigreert zij met haar ouders vanuit Nederland naar België alwaar zij onderwijs volgt. In 2006 schrijft zij zich in voor een (Engelstalige) voltijds bacheloropleiding ’Science in Business Administration’ in Willemstad (Nederlandse Antillen), Haar ouders voorzien in belangrijke mate in de kosten van haar levensonderhoud. In 2011 voltooit zij deze opleiding en vestigt zich in Nederland. Haar vader heeft in 2008 studiefinanciering aangevraagd, waarbij hij heeft aangeven dat geen ander land dan Nederland de studie van M. bekostigt en dat M. ten minste drie jaar legaal in Nederland heeft gewoond in de zes jaar vóór de aanvang van de studie in Willemstad.
Het Nederlandse Ministerie van Onderwijs besluit vanaf 2007 studiefinanciering toe te kennen (basisbeurs voor uitwonende student + OV-vergoeding). Na controle in mei 2010 wordt vastgesteld dat M. in de periode augustus 2000 – juli 2006 niet ten minste drie jaar in Nederland heeft gewoond en dus niet voldoet aan het 3-uit-6-vereiste. Zij moet het aanzienlijke bedrag van ca € 19.500 terugbetalen.
M. vecht dit besluit aan maar haar beroep wordt door de Rechtbank Den Haag ongegrond verklaard. In hoger beroep stelt zij dat het vertrouwensbeginsel is geschonden gezien de eerdere honorering van haar aanvraag en zij bestrijdt het gebrek aan verbondenheid met de Nederlandse samenleving.
Het Ministerie van Onderwijs geeft aan dat uit onderzoek is gebleken dat de vader van M. van oktober 2006 – oktober 2008 gelijktijdig in deeltijd in Nederland en in België heeft gewerkt en voor die periode dan ook als ‘grensarbeider’ kan worden aangemerkt. Over die periode kan op grond van het arrest Meeusen (C‑337/97) wel studiefinanciering worden uitgekeerd worden. Doch voor de overige perioden – van oktober 2008 t/m 2011 – wordt het besluit gehandhaafd want het 3-uit-6-arrest (C-542/09) is niet op verzoekster van toepassing.
Er is echter nog een andere kwestie. De Belgische autoriteiten hebben de Centrale Raad van Beroep laten weten dat in België naast een studietoelage ook aanspraak bestaat op kinderbijslag voor meerderjarige studenten en dat gemiddeld € 108 per maand aan Belgische kinderbijslag is uitbetaald. De ouders van M. hadden recht op de Belgische kinderbijslag voor studerende kinderen op grond van Vo 1408/71 én recht op Nederlandse studiefinanciering op grond van artikel 7 van Vo 1612/68. Er is sprake van een positief rechtsconflict dat voordelig is voor dit gezin. Deze samenloop/cumulatie is toegestaan. Wellicht heeft het gezin ook een Belgisch fiscaal voordeel genoten vanwege het feit dat M. studeert. Vanaf een bepaalt moment werkt de vader niet meer als deeltijdse grensarbeider in Nederland: wat dan?
In deze zaak heeft het gezin gebruik gemaakt van het recht op vrij verkeer: de emigratie naar België en het werken van de vader vanuit België in Nederland. De Centrale Raad van Beroep gaat er dan ook vanuit dat deze zaak valt onder de werkingssfeer van VWEU artikel 45 en artikel 7 van Vo. 1612/68. Het Ministerie van Onderwijs is weliswaar bereid om toe te kennen over de periode van grensarbeid van de vader, maar het Hof van Justitie heeft in eerdere arresten (C-389/87 en C-390/87 Echternach & Moritz, en C-7/94 Gaal) bepaald dat de hoedanigheid van kind van een migrerend EU-werknemer niet verloren hoeft te gaan als blijkt dat die hoedanigheid en de daaraan gekoppelde voordelen nodig blijven om de reeds aangevangen opleiding te voltooien. De volgende vragen worden door de Centrale Raad van Beroep aan het Europese hof van Justitie voorgelegd:
I a. Moet het Unierecht, meer in het bijzonder artikel 45 van het VWEU en artikel 7, tweede lid, van Verordening nr. 1612/68, aldus worden uitgelegd dat dit zich ertegen verzet dat de EU-lidstaat Nederland het recht op studiefinanciering voor een opleiding buiten de EU van een meerderjarig kind ten laste van een in België wonende en gedeeltelijk in Nederland, gedeeltelijk in België werkende grensarbeider met de Nederlandse nationaliteit, beëindigt op het moment dat de grensarbeid wordt gestaakt en er uitsluitend nog werkzaamheden worden verricht in België, op de grond dat het kind niet voldoet aan het vereiste dat zij ten minste drie jaren van de zes jaren voorafgaand aan haar inschrijving bij de betreffende onderwijsinstelling in Nederland heeft gewoond?
1b. Indien er een bevestigend antwoord moet worden gegeven op vraag 1a, verzet het Unierecht zich ertegen dat, aangenomen dat aan de overige vereisten voor studiefinanciering is voldaan, studiefinanciering wordt toegekend voor een periode die korter is dan de duur van de opleiding waarvoor studiefinanciering is toegekend?
Indien het Hof bij de beantwoording van vraag 1a en 1b tot het oordeel komt dat de regelgeving inzake het recht op vrij verkeer van werknemers er niet aan in de weg staat dat over november 2008 tot en met juni 2011 of een gedeelte van die periode geen studiefinanciering aan Martens wordt toegekend:
2. Moeten de artikelen 20 VWEU en 21 VWEU aldus worden uitgelegd dat zij eraan in de weg staan dat de EU-lidstaat Nederland studiefinanciering voor een opleiding aan een onderwijsinstelling die is gevestigd in Curaçao, waarop recht bestond omdat de vader van betrokkene in Nederland als grensarbeider werkzaam was, niet verlengt op de grond dat betrokkene niet voldoet aan het voor elke Unieburger, daaronder begrepen zijn eigen onderdanen, geldende vereiste dat zij ten minste drie jaren van de zes jaren voorafgaand aan haar inschrijving voor die opleiding in Nederland heeft gewoond?
Bron: www.minbuza.nl/ecer/hof-van-justitie/nieuwe-hofzaken-inclusief-verwijzingsuitspraak. Op deze website vindt men ook de verwijzingsuitspraak.
hits=2517= / id=3306=