Mag Nederland BPM heffen op Belgische auto?

In Archief by robert

Conclusie Advocaat-Generaal van het Europese Hof van Justitie

De Nederlandse Hoge Raad heeft een belangrijke vraag aan het Europese Hof van Justitie voorgelegd. Het betreft de vraag of Nederland BPM mag heffen over een auto die reeds op Belgisch nummerbord staat en waarmee in Nederland en in België wordt gereden. Volgens de Advocaat-Generaal (A-G), die advies uitbrengt aan het Hof, is dit onder omstandigheden toegestaan. Hoewel het Hof zelf nog uitspraak moet doen, geven wij wel alvast een toelichting.

De situatie
Een Belgische vrouw heeft een woning in België. Ook heeft zij een woning in Nederland. In Nederland voert de vrouw een onderneming als orthodontist. Zij verblijft wisselend in de woning in Nederland en in de woning in België. Zij rijdt met een Belgische auto, die op Belgisch kenteken staat en waarover in België belasting is afgedragen (Belasting op inverkeerstelling). De Nederlandse belastingdienst komt op een gegeven moment tot de conclusie dat de vrouw, naar Nederlandse normen, in Nederland woont en legt met betrekking tot de auto een aanslag BPM op. Dit leidt tot een dubbele heffing in Nederland en België. De Hoge Raad vraagt vervolgens aan het Europese Hof van Justitie of dit is toegestaan.

Oordeel A-G
De Richtlijn 82/183/EEG
De A-G besteedt aan twee regelingen aandacht. In de eerste plaats bestaat er een Europese Richtlijn met een vrijstelling voor de tijdelijke invoer van motorvoertuigen (Richtlijn 82/183/EEG). Deze Richtlijn ziet onder meer op de Nederlandse motorrijtuigenbelasting (MRB). Hoewel dit niet geheel duidelijk is, komt de A-G tot de conclusie dat deze Richtlijn ook op de BPM van toepassing is. Deze Richtlijn zorgt ervoor dat er geen belasting kan worden geheven in veel situaties van tijdelijk gebruik van het wegennet van een ander EU-land: bijvoorbeeld als een Belg met een Belgische auto tijdelijk in Nederland rijdt. Deze Richtlijn kan de Belgische vrouw dus alleen helpen als zij buiten Nederland woont. Volgens de Richtlijn kun je slechts inwoner zijn van één EU-land. In deze situatie is de woonplaats niet duidelijk: Nederland vindt dat Nederland de woonplaats is en België meent dat België de woonplaats is.

De A-G geeft het Hof mee dat voor toepassing van de Richtlijn er maar één woonland kan zijn. De Nederlandse rechter zou dan met de eisen uit de Richtlijn moeten gaan vaststellen of het woonland Nederland of België is (artikel 7 van de Richtlijn). Op grond van dit artikel wordt onder meer gekeken waar iemand 185 dagen of meer verblijft. Is de woonplaats volgens de richtlijn Nederland dan kan geen beroep op een vrijstelling van BPM worden gedaan, en is het woonland België dan kan hierop wel een beroep worden gedaan, mits enkele overige voorwaarden uit de Richtlijn vervuld zijn.
Kortom, inwoners van België mogen niet zomaar belast worden met Nederlandse BPM bij gebruik van het Nederlandse wegennet. Als op grond van de feiten daarentegen vastgesteld zou worden dat de Richtlijnwoonplaats Nederland is, dan biedt de Richtlijn geen bescherming (geen vrijstelling).

De Europese vrijheden: vrijheid van vestiging
De andere regeling waaraan de A-G aandacht besteedt zijn de Europese vrijheden, in dit geval de vrijheid van vestiging. De A-G komt daaromtrent tot de conclusie dat de Europese vrijheden de heffing van BPM in een geval als deze wel toestaan. Er is namelijk geen verschil in behandeling tussen een inwoner van Nederland en deze Belgische vrouw. Bij beiden wordt BPM geheven, onder het uitgangspunt dat duurzaam van het Nederlandse wegennet gebruik wordt gemaakt. 

Conclusies tot dusverre
Het Hof moet nog uitspraak doen en die uitspraak kan afwijken van het advies van de A-G. Maar vooralsnog gelden de volgende conclusies: Nederland mag op grond van Europees recht BPM heffen bij duurzaam gebruik van het Nederlandse wegennet, ook al is er in het buitenland eerder belasting over een auto betaald. Dit is niet in strijd met Europees recht. Voor een eventuele dubbele heffing wordt al bescherming geboden door de Richtlijn 82/183/EEG, die tijdelijk gebruik van een motorvoertuig buiten het woonland onder voorwaarden vrijstelt. De belangrijkste vraag zal dus zijn waar de Richtlijnwoonplaats in dit geval was, in Nederland of in België. Als de Richtlijnwoonplaats België was dan geldt er onder voorwaarden een vrijstelling (bijvoorbeeld voor woon-werkverkeer).

De einduitspraak zal met name van belang zijn voor personen die grensoverschrijdend werken én in beide landen een woning ter beschikking hebben. Deze personen kunnen tussen wal en schip geraken en economisch dubbel belast worden. Ons inziens is er echter voor gewoon grensoverschrijdend woon-werkverkeer weinig aan de hand. Deze zullen een beroep op de Richtlijnvrijstelling kunnen blijven toepassen.

Wij houden u van de ontwikkelingen op de hoogte

hits=1599= / id=3305=