De Rulingdienst publiceert haar standpunt. Verkoop aandelen in B.V. na kwijtschelden conserverende aanslag: Belgische heffing over meerwaarden?

In Archief by robert

In dit artikel gaan wij in op de nieuwste inzichten bij de belastingheffing over de verkoop van aandelen in België. Over dit onderwerp heeft de Belgische Dienst Voorafgaande Beslissingen in fiscale zaken (de DVB) namelijk op 22 maart van dit jaar haar standpunten gepubliceerd.

De discussie gaat met name of de verkoop van aandelen belastbaar is tegen 33% als diverse inkomst, dan wel volledig onbelast kan blijven. In dit artikel laten wij dus buiten beschouwing de meer professionele aandelenhandelaar: die wordt in België namelijk belast in de categorie “beroepsinkomsten”.

De discussie is van groot belang voor Nederbelgen: veel Nederlanders verhuizen naar België met (alle) aandelen in een Nederlandse B.V. in bezit. Voor dit aandelenpakket krijgen zij een Nederlandse conserverende aanslag die na tien jaar wonen in het buitenland wordt kwijtgescholden. Als deze Nederbelg na tien jaar zijn aandelenpakket zou willen verkopen, is het van groot belang of de verkoopwinst in België dan belast is tegen 33% of onbelast kan blijven.

Hoofdregel: iedere aandelenoverdracht is belast!
De Belgische heffing over meerwaarden op aandelen is geregeld in het negende lid van artikel 90 WIB. Op grond van dit artikel is belastbaar:
1. De overdracht van aandelen aan een rechtspersoon gevestigd buiten de EER, indien de aandelen minimaal vijf jaar zijn aangehouden en het een totaal aandelenbelang van minimaal 25% (binnen familieverband) betreft:
2. Iedere overdracht van aandelen, tenzij de overdracht kadert binnen de normale verrichtingen van beheer van een privévermogen.

De onder punt 1. genoemde heffing komt in de praktijk weinig voor. De onder punt 2. omschreven heffing is daarentegen wel heel relevant: volgens de wet is iedere overdracht van aandelen belast, tenzij sprake is van normaal privévermogensbeheer. De vanzelfsprekende vervolgvraag is: wanneer is er sprake van normaal beheer van privévermogen? Dat is een vage term. Ondanks dat deze voorwaarde effectief (hoewel in iets andere vorm) al sinds de invoering in 1962 bestaat, is hier nooit echt duidelijkheid over gegeven. Het was aan de rechtspraak om van geval tot geval niet alleen te oordelen, maar ook om te trachten kaders aan te leggen. Brengt het standpunt van de DVB hier nu eindelijk verandering in?

Advies van 22 maart 2011
Het advies van de DVB behandelt meerdere onderwerpen in één, namelijk:
– verkoop van aandelen;
– constructies met verkoop van een kasgeldvennootschap;
– inbreng van aandelen in een holding.

Over constructies met kasgeldvennootschappen wordt in het Advies vermeld dat deze niet vaak als een daad van beheer van privévermogen wordt gezien. Bij dergelijke constructie moet worden gedacht aan met elkaar samenhangende rechtshandelingen waarbij: een onderneming wordt overgedragen aan een nieuw-opgerichte, gelieerde vennootschap en een kasgeldvennootschap overblijft, waarbij deze kasgeldvennootschap in een aantal gevallen (doelbewust) ook niet meer haar belastingverplichtingen voldoet. Op deze constructies gaan wij hier verder niet in.

Voor de onderwerpen “verkoop” en “inbreng” van aandelen is de tekst heel kort: de DVB geeft aan de rechtspraak te volgen en geeft de criteria die zij uit de rechtspraak heeft gedestilleerd overzichtelijk weer in een bijlage. Daaruit volgt dat de volgende criteria in onderlinge samenhang relevant zijn:
a. Het al dan niet aanwezig zijn van economische motieven;
b. Complex karakter of spitsvondig feitencomplex;
c. De betrokkenheid van pas opgerichte vennootschappen bij de verrichtingen;
d. De meerwaarde;
e. De wijze van financiering en de borgstelling;
f. De financiële draagkracht van de kopende vennootschap;
g. Het uitkeren van dividend in de periode tussen verwerving aandelen en verkoop daarvan;
h. Wijze van beheer van het privépatrimonium;
i. De waardering van de aandelen.

Uitwerking in een voorbeeld
Om te bezien hoe deze criteria uitwerken, passen wij ze toe op het volgende, veel voorkomend voorbeeld:
Een Nederlander, de heer A, heeft alle aandelen in de vennootschap X B.V. Deze vennootschap heeft alleen beleggingen. De heer A verhuist naar België. Hij krijgt een conserverende aanslag en hij wacht de tienjaarstermijn af. In de tussentijd veranderen de activiteiten van X B.V. niet (beleggen). Na tien jaar vervalt de conserverende aanslag en verkoopt de heer A zijn aandelen. De koper is een B.V., waarvan de aandelen niet in handen zijn van een familielid of verbonden persoon, maar van een willekeurige derde.

Wij passen de criteria toe.
a. Het belangrijkste motief voor de verkoop voor de heer A zal zijn de kosten en de complexiteit van het aanhouden van een B.V. te voorkomen. Daarbij kiest hij (uiteraard) wel voor de fiscaal meest vriendelijk mogelijkheid. De belangrijkste overweging is daarbij om te wachten tot de Nederlandse tienjaarstermijn voorbij is. Er spelen dus zowel economische als fiscale overwegingen mee. De fiscale overwegingen hebben met name betrekking op de Nederlandse belastingheffing.
b. Ons voorbeeld is een relatief eenvoudige verkoop aan een derde. Een ingewikkeld feitencomplex lijkt hier niet aanwezig te zijn.
c. Dit criterium speelt vaak bij Belgische kasgeldconstructies. Er vanuit gaande dat de koper in dit geval een bestaande vennootschap is, speelt dit criterium niet;
d. Een wat onduidelijk criterium. Ons inziens valt hier bijvoorbeeld een grote waardestijging op een korte termijn onder, zoals door berekening van goodwill (gekapitaliseerde toekomstige winsten). In ons voorbeeld daarentegen hangt de waardetoename samen met de ontwikkeling van de beleggingen in de vennootschap. Dit zal doorgaans geen “vreemde” waardesprongen met zich meebrengen. Een reële waardering van de aandelen X B.V. is natuurlijk wel noodzakelijk (zie ook i.).
e. Er is rechtspraak zowel voor als tegen de mogelijkheid om de aankoop van de aandelen te financieren met geleend geld. Een borgstelling door de aandeelhouder(s) van de koper kan leiden tot belastbaarheid van de verkoop. In het algemeen lijkt het een argument vóór belastbaarheid te zijn, indien de koper niet over eigen middelen beschikt om de koopsom te betalen.
f. Zie e.
g. Het niet uitkeren van dividenden aan de heer A kan worden gezien als het omzetten van belastbaar dividend in (onbelaste) vermogenswinst. Een wijziging van de dividendpolitiek na verkoop is ook niet raadzaam.
h. Als bij een verkoop van aandelen complexe transacties worden opgezet met behulp van specialisten dan kan dat een argument zijn vóór belastbaarheid. Dit geldt ook voor transacties waarbij “eigen” vennootschappen (als koper en/of verkoper) en zaakvoerders betrokken zijn. De redenering daarachter is dat bij normaal (eenvoudig) vermogensbeheer complexe transacties of de betrokkenheid van veel personen niet nodig zullen zijn. In beginsel zal bij een eenvoudige verkoop van de aandelen X B.V. deze problematiek niet snel spelen. Toch is dit wel een aandachtspunt.
i. Een marktconforme prijs draagt bij aan onbelastbaarheid, een prijs die sterk afwijkt van de werkelijke waarde is daarentegen een aanwijzing dat er geen normaal beheer van privévermogen speelt. Aangezien in ons voorbeeld koper en de heer A geen banden hebben met elkaar zullen beiden een zakelijke prijs wensen.

Samenvatting en conclusie
De criteria van de DVB zijn helaas niet altijd scherp gesteld en laten in een aantal gevallen (veel) ruimte voor afweging per individueel geval. Ook het feit dat op een situatie alle criteria in onderlinge samenhang moeten worden toegepast, biedt uiteraard ruimte voor verschillende uitleg.

Het voorbeeld dat wij hebben gebruikt zal in de praktijk regelmatig voorkomen. Naar onze mening kunnen de criteria onder b. (complexiteit) c. (betrokkenheid nieuw opgerichte vennootschappen), d. (meerwaarde), h. (beheer privépatrimonium) en i. (waardering aandelen) het standpunt dragen dat er sprake is van normaal beheer van privévermogen. Ons inziens verdient vooral de financiering van de koopsom en het dividendbeleid na verkoop van de aandelen de aandacht.
hits=0= / id=1989=