Wesley en Loes en hun drie minderjarige kinderen

In Archief by robert

Wesley is samen met zijn ouders in 1996 naar België geëmigreerd. Op het Sint-Michiels college te Brasschaat leert hij Loes kennen. Ook zij is dochter van Nederbelgen en woont reeds sinds haar geboorte in België. Op het bal van de laatstejaars slaat de vonk over en sindsdien vormen zij een koppel. Na hun universitaire studies aan de Universiteit Antwerpen (hij toegepaste economische wetenschappen en zij biologie) besluiten zij te trouwen.
Op aandringen van de ouders van de beide tortelduiven wordt vóór het huwelijk een Belgisch huwelijkscontract van scheiding van goederen opgemaakt (huwelijksvoorwaarden inhoudende de uitsluiting van elke gemeenschap van goederen). De beide families hechten er namelijk aan dat de familievermogens gescheiden blijven. Wesley en Loes zijn het daar beiden mee eens. Beide ouderparen hebben naar aanleiding van het huwelijk in 2007 aan hun kind een handgift gedaan, zonder daaraan voorwaarden, lasten of andere modaliteiten te verbinden.
Het koppel vestigt zich te Brasschaat en binnen korte tijd herbergt het nestje van Wesley en Loes twee vrolijke spruiten en is de derde op komst. Zij hadden immers afgesproken dat Loes zich in de eerste periode van hun huwelijk bezig zou houden met de opvoeding van de kinderen zodat Wesley zich volledig zou kunnen richten op zijn carrière. Dit laatste lukt aardig want Wesley bevordert snel. In minder dan vijf jaar staat hij aan de top van een Belgische keten in dierentoebehoren. Omdat de ouders van Wesley middels de handgift hebben geholpen bij de aankoop van de gezinswoning, hebben Wesley en Loes flink kunnen sparen.
Wesley reist van de ene dierenwinkel naar de andere. Op een dag moet hij uitwijken voor een overstekende hond en ontsnapt hij ternauwernood aan de dood. Dit zet het jonge koppel aan tot nadenken: wat indien één van hen of zij beiden zouden omkomen bij een ongeval?
Allereerst willen zij dat het door hen gespaarde vermogen integraal aan de langstlevende toekomt. De kinderen en de Belgische vrederechter (vergelijkbaar met de Nederlandse kantonrechter) moeten daarbuiten blijven. Vervolgens willen zij voor het overige vermogen, dat van de familie afkomstig is, een aantal maatregelen treffen zowel op patrimoniaal vlak (hoe blijft het vermogen in de familie? De kinderen zijn nog jong; wie gaat hun erfdeel beheren? Zullen de kinderen nadat zij de achttienjarige leeftijd bereiken vrij kunnen beschikken over het vermogen?) als op persoonlijk vlak (wie gaat voor de kinderen zorgen?). Een vriend van Loes werkt op een Belgisch estate planning kantoor en geeft hen de volgende raad:
Wesley en Loes zouden hun huwelijksvoorwaarden kunnen aanvullen met een finaal verrekenbeding 0/100 (zie het eerste verhaal van Joop en Sien), maar dan enkel met betrekking tot de aanwinsten die voortspruiten uit de beroepsactiviteit van de beide echtgenoten. Zodoende verkrijgt de langstlevende al deze aanwinsten, zonder inmenging van de vrederechter en gaat het familievermogen over naar de kinderen.
Daarnaast zouden zij beiden een testament kunnen opmaken met daarin de volgende clausules:
– Ontnemen van het erfrechtelijk vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot: omdat beide families vermogend zijn, hoeft de langstlevende echtgenoot geen vruchtgebruik te krijgen op de goederen die afkomstig zijn van de andere familie (met uitzondering van de gezinswoning en de inboedel). Wesley en Loes worden er door de vriend van Loes wel op gewezen dat de langstlevende in principe niet bij voorbaat definitief afstand kan doen van zijn/haar reserve, dat wil zeggen de legitieme portie in de vorm van een vruchtgebruik op de helft van de nalatenschap;

– Uitsluitingsclausule: wat door de kinderen uit de nalatenschap van Wesley en Loes wordt verkregen, moet in de bloedlijn blijven. Het mag niet worden betrokken bij de verdeling van een huwelijksgemeenschap of bij een finaal verrekenbeding. Wesley en Loes worden er door de vriend van Loes attent op gemaakt dat deze clausule de latere planningsmogelijkheden van hun kinderen enigszins beperkt, maar kiezen niettemin voor een radicale uitsluiting, dus zonder uitzonderingen;

– Ontnemen ouderlijk vruchtgenot: indien Wesley zou overlijden en Loes niet het vruchtgebruik van het vermogen toekomt, zal zij niettemin recht hebben op het ouderlijk vruchtgenot, het wettelijke recht van ouders op de opbrengsten van het vermogen van hun minderjarige kinderen. De grootouders en de ouders achten dit niet wenselijk. De Belgische wet laat toe dat ten aanzien van het geërfde vermogen het ouderlijk vruchtgenot wordt ontnomen aan de langstlevende;

– Bewind: de beide families wensen dat het door de kinderen geërfde vermogen wordt beheerd door de familie van waaruit de goederen zijn geërfd. De Belgische wet laat dit niet expliciet toe. Naar Belgisch recht moet er bovendien onderscheid worden gemaakt tussen twee perioden:

· Zijn de kinderen minderjarig bij het overlijden van een van hun ouders, dan bepaalt de Belgische wet dat zolang de kinderen minderjarig zijn, de langstlevende ouder (en na diens overlijden, de voogd) het beheer zal voeren over het vermogen. Sommige Belgische auteurs verdedigen wel de stelling dat de testateur rechtsgeldig een bewindvoerder mag benoemen die niet de langstlevende ouder is.
· Zijn de kinderen meerderjarig bij het overlijden van hun ouders of één van hen, is er onzes inziens geen bepaling in de Belgische wet die verhindert dat in het testament wordt bepaald dat het beheer over het vermogen van de kinderen wordt gevoerd door een familielid, door een derde of door een college van drie personen (bewindvoerder), totdat de kinderen een bepaalde leeftijd bereiken (bijvoorbeeld 25, 27 of 30 jaar);

– Fideicommissum de residuo (voorwaardelijke making): in het testament van Wesley en Loes zou ook bepaald kunnen worden dat wat er van het erfdeel van een kind overblijft (residu) bij het overlijden van dat kind, toekomt aan de andere twee kinderen. Met deze regeling kunnen Wesley en Loes twee zaken bereiken: allereerst gaat bij het overlijden van een kind het residu enkel naar de andere kinderen en niet naar de andere ouder, waardoor het vermogen bij het overlijden van deze ouder nogmaals, belast met successierechten, zou vererven. Bovendien geschiedt de vererving op grond van het fideicommissum de residuo aan het toptarief van 27% (tussen ouder en kind) en niet aan het toptarief van 65% (tussen broers en zusters). Op deze ingewikkelde regeling komen wij later in een ander verhaal nog terug;
– Testamentuitvoering (executele) en afwikkelingsbewind: gelet op het belang van het familievermogen en omdat zeker Loes niet geschikt is om de nalatenschap van Wesley af te wikkelen, kunnen Wesley en Loes in hun testament bepalen dat een familielid (of een college van drie personen) zal waken over de uitvoering van het testament en het nodige zal doen voor de afwikkeling van de boedel;

– Alternatieve beschikking (in de legitieme stelling): de vijf hiervoor genoemde clausules zouden als een kwalitatieve beperking van de reserve (legitieme portie) van de kinderen kunnen worden beschouwd; de kinderen hebben immers recht op een reserve vrij van voorwaarden, lasten en andere belemmeringen. Als gevolg hiervan worden de kinderen (en indien zij minderjarig zijn, de vrederechter) voor de volgende keuze gesteld: ofwel berusten de kinderen, dan wel de vrederechter, in alle bepalingen van het testament, en dan krijgen zij hun normale erfdeel (in dit geval voor ieder kind 1/3e deel van de nalatenschap); ofwel berusten de kinderen, dan wel de vrederechter, niet in alle bepalingen van het testament, en dan krijgen de kinderen enkel hun reserve (in dit geval voor ieder kind 1/4e deel van de nalatenschap) zonder voorwaarden, lasten en andere modaliteiten (tenzij deze verenigbaar zouden zijn met de reserve);

– Aanstelling van een voogd: het verdient aanbeveling dat Wesley en Loes in hun testament ook bepalen wie voor de kinderen zal zorgen in het geval beide ouders overlijden terwijl hun kinderen op dat moment nog minderjarig zijn. De vrederechter schikt zich daar meestal naar. Indien de nalatenschappen omvangrijk en complex zullen zijn, kan het nuttig zijn twee personen te benoemen: één persoon die de persoonlijke belangen van de kinderen zal behartigen en één persoon die hun vermogen zal beheren.

Voor de goede orde merken wij ten slotte het volgende op :
– Het kan raadzaam zijn dat de ouders van Wesley en Loes in de schenkingen aan hun kinderen reeds de nodige maatregelen treffen in verband met de kleinkinderen (fideicommissum de residuo, uitsluitingsclausule, ontnemen ouderlijk vruchtgenot en bewind) omdat de kleinkinderen geen reservataire erfgenamen van hun grootouders zijn (kleinkinderen hebben zolang hun ouders in leven zijn geen legitieme portie in de nalatenschap van hun grootouders) kunnen de kleinkinderen zich niet tegen deze voorwaarden, lasten en andere modaliteiten verzetten ;

– Het vorenstaande geldt in algemene zin en houdt geen rekening met de bijzondere omstandigheden van het individuele geval (bijvoorbeeld buiten België gelegen vermogen).
hits=3= / id=1964=