Het sterfhuisbeding is de toebedeling in de huwelijksvoorwaarden van het ganse gemeenschappelijk vermogen van de echtgenoten aan een met naam genoemde echtgenoot (in de praktijk de echtgenoot van de terminaal zieke echtgenoot). In principe worden dergelijke toebedelingen in de Belgische successierechten belast op grond van een fictiebepaling (art. 5 W.Succ.). Op de helft van de toebedeelde gemeenschap moet de langstlevende successierechten betalen. Maar precies omdat er bij een sterfhuisbeding geen overlevingsvoorwaarde is (het gemeenschappelijk vermogen komt aan de met naam genoemde echtgenoot toe, ongeacht of deze langst leeft of eerst overlijdt) is art. 5 W.Succ. niet van toepassing. Omdat de toebedeling een huwelijksvoordeel en geen schenking is, is er overigens geen enkele bepaling van het Wetboek Successierechten van toepassing en geldt een volledige vrijstelling. Dit werd minstens impliciet bevestigd door het Belgische Hof van Cassatie (10 december 2010 – NBM april 2011). Op 15 juli 2011 heeft de fiscale administratie echter een beslissing geveld waarin zij het arrest van het Hof van Cassatie naast zich neerlegt en het sterfhuisbeding toch belast op grond van artikel 5 W.Succ. Deze beslissing is ons inziens in strijd met de wet. Het sterfhuisbeding is ons inziens nog steeds vrij van successierechten, maar gelet op deze administratieve beslissing zal de langstlevende tegen de fiscale administratie moeten procederen.
hits=1= / id=1825=