Successieplanning: 4. Met de nieuwe registratie- en meldverplichtingen naar een vermogenskadaster?

In Archief by robert

Verschillende wetgevende initiatieven zoals de invoering van het nieuwe Wetboek Economisch Recht, de Belgische implementatie van de Europese Anti-witwasrichtlijn en de invoering van de taks op effectenrekeningen (“effectentaks”) zorgen voor tal van nieuwe registratie- en meldverplichtingen. Deze nieuwe ontwikkelingen hebben betrekking op maatschappen, in België opgerichte vennootschappen (inclusief maatschappen) en stichtingen, en effectenrekeningen gehouden door Belgische rijksinwoners.

1 Nieuwe registratieverplichtingen voor maatschappen

De wet van 15 april 2018 houdende de hervorming van het Wetboek Economisch Recht (hierna: “WER”) heeft de definitie van het begrip “onderneming” uitgebreid.
Voortaan worden als ondernemingen beschouwd:
– Rechtspersonen;
– Natuurlijke personen die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefenen; en
– Iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid, tenzij deze organisatie (i) geen uitkeringsoogmerk heeft en (ii) ook geen uitkeringen doet aan haar leden / personen die een beslissende invloed uitoefenen op het beleid van de organisatie.
Bijgevolg kwalificeren nu ook alle maatschappen als ondernemingen, tenzij de maatschap geen uitkeringen kan doen op basis van haar statuten en de facto ook geen uitkeringen doet.
Bijgevolg kunnen enkel maatschappen die alle inkomsten wederbeleggen en ook geen uitkeringsoogmerk hebben, ontkomen aan de kwalificatie van “onderneming”.
Ingevolge deze hervorming van het WER moeten maatschappen in principe verplicht worden ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen (hierna: “KBO”).
Ingevolge diezelfde hervorming worden maatschappen ook verplicht om een boekhouding bij te houden vanaf 1 januari 2020

2 Inschrijving in de KBO via lokaal ondernemingsloket

2.1 Te melden gegevens aan de KBO
Een maatschap moet worden ingeschreven in de KBO bij een lokaal ondernemingsloket. Bij de inschrijving zal een ondernemingsnummer worden toegekend aan ieder van de maatschappen.
Voorlopig valt men voor de praktische modaliteiten van de inschrijving in de KBO nog steeds terug op het Koninklijk Besluit (hierna “KB”) van 2014 toen maatschappen nog niet werden beschouwd als een onderneming. Bijgevolg is de (inhoud van de) te melden informatie niet aangepast aan de maatschap. Een aanpassing specifiek met betrekking tot de maatschap werd wel aangekondigd maar nog niet gepubliceerd.

Op basis van de huidige tekst van het KB dient volgende informatie te worden gemeld aan het ondernemingsloket:
1. De volledige naam en de rechtsvorm (i.e. “maatschap”);
2. Het volledig adres van vestiging;
3. De activiteiten van de maatschappen en de aanvangsdatum. In de huidige praktijk dient niet de exacte omschrijving van de activiteiten te worden opgegeven, maar wordt volstaan met een “tick the box” van de juiste Nacebelcode(s). De code voor vermogensbeheer is 66.300;
4. De naam van de persoon die de vereiste kennis van bedrijfsbeheer aantoont. Deze informatie zal o.i. niet meer dienen te worden opgegeven, daar de verplichting om de kennis van bedrijfsbeheer aan te tonen per 1 september jl. werd afgeschaft voor vennootschappen (en bijgevolg ook maatschappen) die hun maatschappelijke zetel in Vlaanderen hebben;
5. Gegevens van de bankrekening van de maatschappen. In de huidige praktijk dient slechts één zichtrekening van de maatschap te worden gemeld, enkel het IBAN nummer dient te worden opgegeven;
6. Nationaal nummer, volledige naam, e-mailadres en telefoonnummer van de persoon die de inschrijving van de maatschappen verzoekt (bijvoorbeeld een gevolmachtigde vertegenwoordiger);

2.2 Toegang publiek tot website KBO

De informatie vermeld onder de punten 1 tot en met 3 zal publiek beschikbaar zijn, samen met het ondernemingsnummer van de maatschap. Het publiek zal deze informatie kunnen consulteren op de website van de KBO via de Public Search-functie . Het publiek zal de informatie over een maatschap kunnen terugvinden door te zoeken op de naam van de maatschap, het adres, de activiteit of het ondernemingsnummer, zoals dat nu reeds het geval is voor rechtspersonen. Merk op dat wanneer bij een zoekactie op naam de termen “BM” of “Burgerlijke maatschap” worden ingegeven, een overzicht wordt verkregen van alle geregistreerde maatschappen. Wanneer op de activiteit “vermogensbeheer” wordt gezocht, dient telkens ook op een postcode te worden gezocht, m.a.w., er wordt dadelijk een overzicht bekomen van alle entiteiten die de activiteit “vermogensbeheer” hebben binnen een bepaalde gemeente.

Daarnaast kan het publiek bij het ondernemingsloket een afschrift opvragen van iedere onderneming. Naast het ondernemingsnummer en de gegevens onder de punten 1 tot en met 3 bevat het afschrift in de regel ook de gegevens onder de punten 4 en 5.
De overige gegevens zijn beschikbaar voor overheden, besturen, diensten of andere instanties en uiteraard voor de ondernemingen zelf.

2.3 Informatie over oprichters en zaakvoerders

Op basis van het huidige KB dient geen informatie over de oprichters en de zaakvoerders te worden gemeld aan het ondernemingsloket. In de praktijk wordt bij vennootschappen de zaakvoerder toch gemeld in de KBO. Na navraag bij een lokaal ondernemingsloket blijkt dat dit ook wordt vereist voor maatschappen. Bij gebrek aan een melding van een zaakvoerder vereist het ondernemingsloket dat alle maten worden ingeschreven.

2.4 Informatie over kapitaal

Noch op basis van het (hervormde) WER, noch op basis van het huidige KB moet het kapitaal van vennootschappen worden gemeld in de KBO.
In de huidige praktijk wordt in de KBO het kapitaal van vennootschappen echter wel opgenomen. Voor vennootschappen volgt de informatie over het kapitaal enerzijds uit de notariële oprichtingsakte en anderzijds uit de te publiceren jaarrekening.
Daar noch het (hervormde) WER, noch het huidige KB de verplichting opleggen om het kapitaal te melden aan de KBO, dient op basis van de huidige wetgeving o.i. geen informatie over het kapitaal van maatschappen te worden gemeld aan de KBO.
Daar maatschappen geen jaarrekeningen dienen te publiceren en bij onderhandse akte kunnen worden opgericht, kan het publiek o.i. geen inzage krijgen in het kapitaal van de maatschappen.

2.5 Timing

De hervorming van het WER is in werking getreden op 1 november 2018.
Maatschappen die voor deze datum werden opgericht dienden voor 1 mei 2019 te worden geregistreerd.
Nieuwe maatschappen die werden opgericht vanaf 1 november 2018 dienden onmiddellijk te worden geregistreerd.

2.6 Aanbevelingen

Zowel over de wettelijke als over de praktische invulling blijven nog vele vragen open.
Indien uw vermogen in een maatschap is gestructureerd, kunnen volgende maatregelen ter bescherming van uw privacy worden aanbevolen:
1. Bij voorkeur wordt gekozen voor een naam van de maatschap die niet gerelateerd is aan een naam van de familie. Indien dit wel het geval is, is een naamswijziging aanbevolen. Een fantasienaam, zoals bijvoorbeeld “De bloem” en het toevoegen van de vermelding “maatschap” na de naam is hierbij aangewezen.
2. De maatschap wordt bij voorkeur gevestigd op een ander adres dan het persoonlijk verblijfsadres van de zaakvoerder.
3. Daar de activiteiten van de maatschap via een standaard tick the box systeem zullen moeten worden gemeld, lijkt een herformulering van de activiteiten van de maatschap tot een beknopte omschrijving voorbarig.
4. Hoewel (vooralsnog) enkel het IBAN-nummer van de zichtrekening van de maatschap zal moeten worden gemeld, achten wij het niet aangewezen om veel vermogen op deze rekening aan te houden.

3 Nieuwe boekhoudverplichtingen voor maatschappen

3.1 Verplichting tot boekhouding
Ingevolge diezelfde hervorming van het WER die maatschappen als ondernemingen aanmerkt, worden maatschappen in principe verplicht om een boekhouding bij te houden.
Wanneer de omzet lager is dan € 500.000 (excl. BTW), kan worden volstaan met een enkelvoudige boekhouding.
In principe bestaat een enkelvoudige boekhouding uit volgende stukken:
– Een aan- en verkoopboek;
– Een kasboek;
– Een financieel dagboek waaruit alle transacties blijken;
– Een inventaris.
Wanneer de omzet €500.000 (excl. BTW) of meer bedraagt, dient een dubbele boekhouding te worden bijgehouden.
Een dubbele boekhouding vereist minstens een financieel dagboek en een grootboek. Iedere financiële verrichting dient twee keer te worden geboekt, moet op twee verschillende manieren worden geadministreerd (op de credit- en op de debetzijde). Iedere verkoop- of aankooptransactie dient eveneens te worden geboekt als een ontvangst- of betaaltransactie.
De boekhouding moet, samen met de onderliggende stukken, gedurende zeven jaren worden bewaard.

3.2 Geen publicatie jaarrekening

Daar maatschappen deel uitmaken van het Wetboek Vennootschappen en binnen het Wetboek Vennootschappen niet vallen onder de entiteiten die een jaarrekening moeten opmaken, leidt een juiste interpretatie er o.i. toe dat maatschappen geen jaarrekening dienen op te maken, minstens kunnen zij niet worden verplicht om een jaarrekening te publiceren.
Het nieuwe Wetboek Vennootschappen voorziet evenmin een publicatieverplichting.

3.3 Timing

Gezien de inwerkingtreding van de hervorming van het WER op 1 november 2018, zijn alle maatschappen die vanaf die datum werden opgericht onmiddellijk aan deze boekhoudverplichting onderworpen.
Maatschappen die werden opgericht voor 1 november 2018 en waarvan het boekjaar gelijkloopt met het kalenderjaar, dienen pas een boekhouding bij te houden vanaf 1 januari 2020.
Bestaande maatschappen die werden opgericht voor 1 november 2018 en waarvan het boekjaar niet
gelijk is aan het kalenderjaar, hebben een boekhoudplicht vanaf het 1e boekjaar dat start op of na 1 mei 2019.

3.4 Overzicht registratieverplichtingen

Maatschap Vennootschap andere dan maatschap
Registratieplicht bij KBO Ja, nieuw Ja
Boekhoudplicht Ja, nieuw Ja
Verplichte publicatie jaarrekening bij Nationale Bank Nee Ja
Verplichte publicatie oprichtingsakte in Belgisch Staatsblad Neen, akte kan onderhands Ja, akte moet notarieel

Maatschap Vennootschap andere dan maatschap
Registratieplicht bij KBO Ja, nieuw Ja
Boekhoudplicht Ja, nieuw Ja
Verplichte publicatie jaarrekening bij Nationale Bank neen Ja
Verplichte publicatie oprichtingsakte in Belgisch Staatsblad Neen, akte kan onderhands Ja, akte moet notarieel

4 Melding in het Belgisch UBO-register

4.1 Wat is het UBO-register?
Op 16 oktober 2017 is de nieuwe anti-witwaswet in werking getreden. Deze wet geeft uitvoering aan de vierde Europese anti-witwasrichtlijn. Deze richtlijn verplicht de lidstaten van de EU om (o.a.) een register op te richten waarin alle uiteindelijke begunstigden (ultimate beneficial owners hierna: UBO’s) van de in hun lidstaat opgerichte entiteiten worden geregistreerd.
In het Belgisch UBO-register moeten bijgevolg de UBO’s van alle in België opgerichte entiteiten worden geregistreerd.

4.2 Meldplichtige entiteiten

De anti-witwaswet verplicht vennootschappen, stichtingen en trusts om hun UBO’s te melden aan het UBO-register.
Daar de maatschap in het Wetboek Vennootschappen word gedefinieerd als “een vennootschap die geen rechtspersoonlijkheid bezit”, gaan we er van uit dat ook maatschappen hun UBO’s zullen moeten melden.
Deze melding moet gebeuren door de bestuurder(s) van de entiteiten. Naast de strafrechtelijke sancties die reeds bestaan voor het overtreden van het Wetboek van Vennootschappen (een strafrechtelijke boete tot 5.000 EUR), kunnen administratieve boetes tot 50.000 EUR worden opgelegd aan bestuurders (en / of het verantwoordelijk hoger leidinggevend personeel die voor de vastgestelde inbreuk verantwoordelijk zijn) voor de niet-naleving van de verplichtingen inzake het UBO-register.

4.3 Definitie van uiteindelijk begunstigde / UBO

Als UBO’s van maatschappen worden beschouwd:
– Natuurlijke personen die rechtstreeks of onrechtstreeks een voldoende groot percentage stemrecht of eigendomsbelang houden.
Voor maatschappen die rechtstreeks door natuurlijke personen worden gehouden gaat men uit van een percentage van meer dan 25%.
Wanneer de maatschap onrechtstreeks wordt gehouden, moet worden gekeken naar de natuurlijke personen die de controle uitoefenen over de entiteit die op haar beurt de maatschap controleert;
– Natuurlijke personen die zeggenschap uitoefenen over de vennootschap (maatschap) via andere middelen.
De bovenstaande categorieën van UBO’s zijn cumulatief, i.e. alle natuurlijke personen die op basis van deze definities kunnen worden geïdentificeerd, moeten worden geregistreerd in het UBO-register.
In het geval waarin geen enkele natuurlijke persoon kan worden geïdentificeerd op basis van bovenstaande definities, of indien er twijfel bestaat of de geïdentificeerde personen de uiteindelijke begunstigden zijn, moeten de natuurlijke personen die behoren tot het hoger leidinggevend personeel worden geregistreerd in het UBO-register. Dit zal meestal de persoon zijn die de functie van CEO of voorzitter van het directiecomité uitoefent.

4.4 Te melden informatie in het UBO-register voor vennootschappen

Er moet “toereikende, actuele en accurate informatie” over de UBO’s worden gemeld aan het UBO-register.
Concreet moeten de volgende elementen worden gemeld:
1. Naam;
2. Eerste voornaam;
3. Geboortedag;
4. Geboortemaand;
5. Geboortejaar;
6. Nationaliteit;
7. Land van verblijf;
8. Volledig verblijfsadres;
9. Datum waarop de natuurlijke persoon UBO is geworden;
10. Nationaal nummer (België) of het buitenlands identificatienummer van de UBO;
11. De categorie van UBO waartoe men behoort (bijv. via aandelen of controle…);
12. Of men alleen dan wel samen met andere personen UBO is;
13. Of men rechtstreeks of onrechtstreeks UBO is (nl. via tussenentiteiten);
14. Indien men onrechtstreeks UBO is, moet de tussenpersoon in het UBO-register met identificatiegegevens worden opgenomen (minstens de naam, de oprichtingsdatum, de handelsnaam, de rechtsvorm, het adres van de maatschappelijke zetel en het ondernemingsnummer);
15. De omvang van het door de UBO gehouden uiteindelijke belang.

4.5 Toegang tot het UBO-register

Volgende categorieën zullen toegang hebben tot het UBO-register:
– Bevoegde autoriteiten, zoals bijvoorbeeld de Cel voor Financiële Informatie;
– Onderworpen entiteiten in het kader van hun cliëntenonderzoek. Deze categorie betreft dienstverleners die door de wet verplicht worden om hun cliënten te identificeren, zoals advocaten (in bepaalde gevallen), notarissen, makelaars, verzekeraars, banken, …;
– Elke burger.
De bevoegde autoriteiten en de onderworpen entiteiten dienen een toegangsaanvraag in te dienen bij de FOD Financiën. Zij zullen (in principe) toegang verkrijgen tot alle informatie die is opgenomen in het UBO-register.
Ook de fiscale administratie kan toegang krijgen tot het UBO-register.

Elke burger kan (in principe) toegang krijgen tot de informatie bedoeld in de punten 1, 4 tot 7, 9 en 11 tot 15, zoals hierboven opgesomd. Burgers zullen bijgevolg geen toegang krijgen tot volgende informatie:
2. Uw eerste voornaam;
3. Uw geboortedag;
8. Uw volledige verblijfsadres;
10. Uw nationaal nummer (België).
Burgers zullen de toegankelijke informatie enkel kunnen opvragen op basis van het ondernemingsnummer of de naam van de entiteiten.
De technische modaliteiten dienen hiervan nog te worden vastgelegd. Onderworpen entiteiten en burgers zullen een administratieve kost dienen te betalen voor de toegang. Hoewel de wet dit niet letterlijk voorziet, gaan wij er van uit dat ook burgers de toegang zullen dienen aan te vragen bij de FOD Financiën.
Elke raadpleging in het register zal worden geregistreerd en gedurende 10 jaar worden bewaard. De raadpleging van gegevens in het UBO-register zal gebeuren zonder dat de betrokken entiteiten of UBO’s worden verwittigd.

De vierde anti-witwasrichtlijn voorziet dat bevoegde autoriteiten en onderworpen entiteiten (dienstverleners) verplicht toegang moeten krijgen tot de nationale UBO-registers. Voor andere partijen (het grote publiek) kunnen lidstaten bijgevolg beperkingen opleggen.
Inmiddels werd ook de vijfde Europese anti-witwasrichtlijn aangenomen. Deze richtlijn voorziet wel in publieke toegang tot de nationale UBO-registers. De vijfde anti-witwasrichtlijn dient door de lidstaten tegen 2020 te zijn geïmplementeerd in de nationale wetgeving.
België heeft dadelijk gekozen voor publieke toegang. Alle lidstaten van de EU zullen, uiterlijk tegen 2020, ook moeten voorzien in publieke toegang in de nationale UBO-registers

4.6 Beperking toegang tot het UBO-register

Op gemotiveerd en schriftelijk verzoek van de UBO kan de FOD Financiën de toegang voor (bepaalde) onderworpen entiteiten en voor burgers beperken tot alle of een gedeelte van de informatie over de UBO.
De toegang zal maar worden beperkt na een gedetailleerde analyse van het uitzonderlijk karakter van de omstandigheden en indien de UBO aantoont dat de toegang de UBO blootstelt aan een onevenredig risico. Lopende deze procedure wordt de publieke toegang in ieder geval opgeschort.
De beperkte toegang zal o.i. slechts in zeer uitzonderlijke gevallen worden toegekend. Een zeer groot gedeelte van de informatie die vermeld zal worden in het UBO-register is bovendien reeds consulteerbaar voor het publiek.
De gegevens in het UBO-register zijn in ieder geval niet publiek toegankelijk indien de UBO minderjarig of handelingsonbekwaam is.
Hoe dan ook geldt geen publieke toegang tot het register voor stichtingen. Om hiertoe toegang te krijgen moet het publiek een legitiem belang aantonen. Dit legitiem belang moet verband houden met witwaspreventie of fraudebestrijding.

4.7 Timing

Door het Koninklijk Besluit werd aanvankelijk voorzien dat bestaande entiteiten op uiterlijk 30 november 2018 hun UBO(‘s) dienden te registreren. Deze deadline werd een eerste maal verlengd tot 31 maart 2019 en recent nogmaals verlengd tot 30 september 2019.
Voor nieuwe entiteiten die worden opgericht vanaf 30 september 2019 moet de registratie gebeuren binnen de maand na de oprichting. Dit is ook het geval bij wijzigingen in de UBO(‘s), deze moeten binnen de maand worden geregistreerd.

4.8 Praktisch

Het UBO-register neemt de vorm aan van een elektronisch register, dat online consulteerbaar is via My MinFin, op basis van het nationaal nummer van de UBO of het KBO-nummer van de entiteit.

4.9 Informatie aan de UBO’s

Het KB verplicht Belgische entiteiten om hun UBO’s op de hoogte te brengen van:
1 Hun verplichting om informatie over de UBO’s te melden aan het UBO-register;
2 De inschrijving en het bijhouden van de informatie in het UBO-register;
3 De naam en het adres van de FOD Financiën, belast met het beheer van het UBO-register;
4 Toegangsmodaliteiten voor bevoegde autoriteiten, onderworpen entiteiten en burgers;
5 Het recht van de UBO om de gemelde informatie te raadplegen;
6 Het recht van de UBO om de Belgische entiteit correcte informatie in het UBO-register te laten opnemen;
7 De termijn gedurende welke de informatie in het UBO-register wordt bewaard.
De FOD Financiën zal de UBO’s op de hoogte brengen van de inschrijving in het UBO-register en hen informeren over de geregistreerde informatie.

5 Nieuwe meldverplichting voor effectenrekeningen

5.1 Ook effectenrekeningen gehouden door maatschappen
De wet betreffende de invoering van de taks op effectenrekeningen (“effectentaks”) is in werking getreden op 10 maart 2018.
Iedere natuurlijke persoon die fiscaal inwoner is van België en die belastbare effecten aanhoudt op effectenrekeningen met een totale waarde van € 500.000 of meer, valt onder de toepassing van de taks.
Vennootschappen en andere rechtspersonen die titularis zijn van een effectenrekening zijn niet onderworpen aan de effectentaks.
Effectenrekeningen aangehouden door een maatschap worden rechtstreeks toegerekend aan de achterliggende maten die als titularis geregistreerd staan.

5.2 Basis en tarief

Het tarief van de effectentaks is 0,15% op de gemiddelde waarde van bepaalde effecten gehouden door Belgische rijksinwoners op binnen- en/of buitenlandse effectenrekeningen.
Niet alle effecten zijn belastbaar.
De belastbare effecten zijn de volgende:
– beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde aandelen;
– beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde obligaties;
– beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde deelnemingsrechten in beleggingsfondsen en aandelen in beleggingsvennootschappen;
– kasbons;
– trackers; en
– warrants.
De taks is niet van toepassing op:
– pensioenspaarfondsen;
– levensverzekeringen (tak 21- en tak 23-producten);
– aandelen op naam ingeschreven in een aandelenregister; en
– derivaten (opties, swaps en futures).

5.3 Gemiddelde waarde van € 500.000 of meer

Dit betekent dat als u, naast de geviseerde effecten, contanten heeft op buitenlandse rekeningen, de contanten niet onderworpen worden aan de taks.
De taks is verschuldigd bij een gemiddelde waarde van 500.000 euro of meer per referentieperiode. Deze drempel wordt berekend per belastingplichtige. Voor een echtpaar met gemeenschappelijke goederen geldt als drempel dus 1.000.000 euro. Bij effectenrekeningen met meerdere titularissen wordt een proportioneel / gelijk aandeel van iedere titularis vermoed. Een andere verdeling moet worden bewezen.
In principe wordt de gemiddelde waarde van de belastbare effecten berekend op vier referentietijdstippen binnen een referentieperiode. In principe loopt de referentieperiode vanaf 1 oktober van jaar X tot en met 30 september van jaar X+1. In principe zijn de referentietijdstippen 31 december van jaar X, 31 maart van jaar X+1, 30 juni van jaar X+1 en 30 september van jaar X+1. De gemiddelde waarde wordt in principe berekend door de waarde van de belastbare effecten op de referentietijdstippen op te tellen en vervolgens te delen door vier.
Voor 2018 is er uitzonderlijk, omdat de wet in werking is getreden op 10 maart 2018, een kortere referentieperiode met drie referentietijdstippen. Voor 2018 zijn de referentietijdstippen 31 maart, 30 juni en 30 september 2018. De gemiddelde waarde voor 2018 wordt berekend door de waarde van de belastbare effecten op de drie referentietijdstippen op te tellen en vervolgens te delen door drie.
Bij de opening of sluiting van een effectenrekening binnen een referentieperiode gelden specifieke waarderingsregels.

5.4 Voorbeelden

Een ongehuwd persoon houdt effecten aan op een Nederlandse en een Zwitserse effectenrekening. De effecten op de Nederlandse effectenrekening hebben op 31 maart 2018, op 30 juni 2018 en op 30 september 2018 een waarde van € 200.000. De gemiddelde waarde van de effecten over de referentieperiode is € 200.000 ((€ 200.000 + € 200.000 + € 200.000)/3). Op 31 maart 2018 hebben de effecten op de Zwitserse effectenrekening een waarde van € 1.500.000. Op 30 juni is de waarde gedaald tot € 1.200.000. Op 30 september 2018 is de waarde opnieuw € 1.500.000. De gemiddelde waarde van de belastbare effecten over de referentieperiode is € 1.400.000 ((€ 1.500.000 + 1.200.000 + 1.500.000)/3). De gemiddelde waarde van de belastbare effecten op de Nederlandse en de Zwitserse effectenrekening is € 1.600.000 (€ 1.400.000 + € 200.000) en bijgevolg € 500.000 of meer. De effectentaks is verschuldigd en bedraagt € 2.400 (€ 1.600.000 x 0,15%).
Stel dat dezelfde effectenrekeningen gehouden worden door een echtpaar dat gehuwd is met gemeenschap van goederen. Iedere echtgenoot-titularis van een effectenrekening wordt geacht de belastbare effecten op de effectenrekening te bezitten voor een gelijk deel, i.e. voor een waarde van € 800.000 (€ 1.600.000 x 50 %) en bijgevolg voor € 500.000 of meer. De effectentaks is verschuldigd en bedraagt € 1.200 per echtgenoot.

5.5 Bijzondere aangifte via MyMinfin

Wat betreft binnenlandse effectenrekeningen, houdt de bank zelf de taks in en geldt er geen specifieke aangifteplicht voor rekeninghouder.
De natuurlijke persoon die fiscaal inwoner is van België en die belastbare effecten houdt op buitenlandse effectenrekeningen met een gemiddelde waarde van € 500.000 of meer over een referentieperiode moet wel zelf spontaan instaan voor een bijzondere aangifte van de waarde van de belastbare effecten met het oog op de heffing van de effectentaks.
Er is al bepaald dat de aangifte elektronisch moet worden ingediend via het platform MyMinfin. Wat betreft de indieningstermijn is bepaald dat deze valt voor de indiening van de aangifte in de personenbelasting. Waarschijnlijk zal de aangifte in de personenbelasting voor aanslagjaar 2019 eind oktober 2019 moeten worden ingediend. Dit betekent dat u voor deze datum de bijzondere aangifte moet indienen via MyMinfin.
Indien de buitenlandse bank waar de belastbare effecten worden gehouden ervoor opteert om een in België gevestigde “aansprakelijke vertegenwoordiger” te laten erkennen, kan deze vertegenwoordiger instaan voor de indiening van de aangifte en betaling van de taks.

5.6 Meldplicht in aangifte personenbelasting (aanslagjaar 2019)

Voor controledoeleinden moeten Belgische ingezetenen die meerdere effectenrekeningen hebben, dit melden in de Belgische aangifte in de personenbelasting. Het betreft een principiële meldingsplicht, voor het eerst in de aangifte in de personenbelasting over aanslagjaar 2019 (inkomstenjaar 2018), zonder melding van details zoals rekeningnummers of saldi van de rekeningen.
Deze meldplicht geldt zowel voor binnen- als buitenlandse (effecten)rekeningen.
De voorbije maanden zijn aldus verschillende nieuwe registratie- en meldverplichtingen in voege getreden. Meestal gaat het hierbij bovendien niet enkel om een inzage voor overheid maar eveneens voor het publiek. Werd zo de eerste stap gezet naar een vermogenskadaster, in het licht van de verwachte fiscale wijzigingen in 2019? Deze ontwikkeling noopt alvast tot alternatieven voor maatschappen met familievermogen !