Het Grondwettelijk Hof diende zich onlangs uit te spreken over de grondwettelijkheid van de regeling van het verdeelrecht bij echtscheiding of de beëindiging van de samenwoning in Vlaanderen. Het normale tarief van het verdeelrecht bij de verdeling of afstand van onroerend goed bedraagt 2,5% in Vlaanderen. De Vlaamse Codex Fiscaliteit (VCF) voorziet echter in een verlaagd tarief van verdeelrecht bij echtscheiding en beëindiging van wettelijke samenwoning van 1% (ook wel aangeduid als de miserietaks).
De verzoekende partij voert aan dat de regeling een niet-objectief en niet redelijk verantwoord verschil in behandeling invoert tussen, enerzijds, gehuwden en wettelijke samenwoners en, anderzijds, feitelijke samenwoners, in zoverre die bepalingen enkel in een verlaagd tarief van 1% van het verdeelrecht voorzien voor de verdeling of de afstand van onroerende goederen bij een echtscheiding of een beëindiging van de wettelijke samenwoning. Volgens de verzoekende partij wordt niet verantwoord waarom de beëindiging van een feitelijke samenwoning niet valt onder het verlaagd tarief. De verzoeker verwijst daarbij o.m. naar het gegeven dat Vlaanderen feitelijke samenwoners wel even gunstig behandelt als wettelijke samenwoners wat betreft het tarief van de erfbelasting.
Volgens het Grondwettelijk Hof werd het verschil in behandeling tussen, enerzijds, echtgenoten en wettelijk samenwoners en, anderzijds, feitelijk samenwoners echter verantwoord op grond van het geformaliseerde karakter van de relaties tussen gehuwden en wettelijke samenwoners waardoor zij wederzijdse rechten en verplichtingen hebben opgenomen. De keuze van de decreetgever om enkel aan echtgenoten en wettelijke samenwoners het fiscaal voordeel van het verlaagde tarief toe te kennen, steunt op een pertinent criterium van onderscheid. De decreetgever heeft ervoor gekozen dat fiscaal voordeel enkel open te stellen bij de beëindiging van geformaliseerde samenlevingsvormen, die worden gekenmerkt door een aantal rechten en verplichtingen die rechtstreeks voortvloeien uit de wet. De decreetgever kan ernaar streven een vorm van gezinsleven te beschermen dat grotere kansen op stabiliteit biedt. Volgens het Grondwettelijk Hof is de wetgever dus niet verplicht de feitelijke samenwoners dezelfde fiscale voordelen toe te kennen.