Uitbreiding meldingsplicht voor offshore vermogensstructuren – Black list met geviseerde structuren (o.a. Luxemburgse SPF) – Invoering van een doorkijkbelasting op inkomsten vanaf 1 januari 2014?
Deze zomer werd een meldingsplicht voor offshore vermogensstructuren ingevoerd. Oprichters en (potentieel) begunstigden moeten vanaf aanslagjaar 2014 (inkomsten 2013) hun betrokkenheid bij deze structuren melden in hun aangifte personenbelasting. Toen was al sprake om in een tweede fase een fiscale transparantieregeling in te voeren.
Er liggen nu ontwerpen ter tafel om via de Programmawet (voorzien voor eind 2013) deze ‘doorkijkbelasting’ voor offshore vermogensstructuren in te voeren. Deze doorkijkregeling zou enkel voor inkomstenbelastingen gelden, en dus bijvoorbeeld niet voor successierechten.
De ontwerptekst voorziet ook in een nieuwe belasting van 25% op de uitkeringen uit de geviseerde structuren aan ‘derde begunstigden’.
Er wordt voorts van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele aanpassingen door te voeren aan de meldingsplicht en vooral het toepassingsgebied uit te breiden. Via een Koninklijk Besluit zal een lijst worden afgekondigd waarop per land de rechtsvormen worden vermeld die onderworpen zijn aan de nieuwe meldingsplicht. Deze black list zou dan ook gelden voor de nieuwe doorkijkbelasting. Verrassing van formaat (of niet?) is dat de Luxemburgse Société de gestion de Patrimoine Familial (SPF) op de black list zou staan.
Onze analyse hierna is gesteund op de huidige ontwerpteksten. Ondanks het feit dat deze in een vergevorderd stadium ter tafel liggen, is het nog niet helemaal zeker of de doorkijkregeling er effectief zal komen. Dat zullen we pas weten wanneer de Programmawet na stemming wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. De gemaakte analyse dient met dit voorbehoud te worden gelezen.
Indien de doorkijkregeling er uiteindelijk toch niet zou komen, is de vraag of het om uitstel of afstel gaat. In ieder geval is er minstens sprake van een ernstige verwittiging dat men bepaalde constructies (meer) in het vizier wil nemen. Bovendien mag dan niet uit het oog worden verloren dat er nog steeds de meldingsplicht is. Die is immers al in wet gegoten.
A. Aanpassingen aan de meldingsplicht
Het personele toepassingsbereik van de meldingsplicht zou worden uitgebreid. In het oog springen vooral de toepassing op rechtspersonen (in de rechtspersonenbelasting) en de vervanging van de (vage en niet gedefinieerde) term ‘potentieel begunstigde’ door ‘derde begunstigde’.
Men is ‘derde begunstigde’ zodra men op enig ogenblik en op om het even welke wijze van enig voordeel uit de structuur geniet.
Een andere belangrijke nieuwigheid is de verplichting om bij controle en vragen stukken voor te leggen. De loutere melding in de aangifte volstaat dus niet.
Al deze aanpassingen zouden retroactief gelden vanaf aanslagjaar 2014 (inkomsten 2013).
B. Invoering van een doorkijkbelasting en nieuwe belasting op uitkeringen
Oprichters (natuurlijke personen) van offshore vermogensstructuren zouden daarenboven belast-baar worden op de inkomsten van het overgedragen vermogen. Via deze ‘doorkijkbelasting’ zouden offshore vermogensstructuren dus fiscaal volledig geneutraliseerd.
Onder voorwaarden zou men kunnen ontsnappen aan de fiscale transparantie indien de offshore vermogensstructuur (anders dan een trust) aan een effectief belastingtarief van minimum 10% is onderworpen.
Wanneer offshore vermogensstructuren uitkeringen doen aan derde begunstigden (geen oprich-ters), zouden deze uitkeringen worden beschouwd als diverse inkomsten, afzonderlijk belast tegen 25% (exclusief lokale belastingen). Deze belastingheffing zou in sommige gevallen achterwege kunnen blijven, bijvoorbeeld indien de uitkeringen werkelijk belast werden bij de oprichter (op grond van een fiscale transparantie).
De doorkijkbelasting voor oprichters en de 25%-belasting op uitkeringen aan derde begunstigden zou in werking treden voor de inkomsten vanaf 1 januari 2014 (aanslagjaar 2015).
C. Ontwerp-KB met black list
In het verlengde van de meldingsplicht en de doorkijkbelasting, wordt in een ontwerp-KB een aantal geviseerde onbelaste of laag belaste buitenlandse rechtspersonen opgesomd. In tegenstelling tot wat velen hadden verwacht, bevat de lijst ook rechtspersonen uit EU-landen.
Meest in het oog springt de Luxemburgse Société de gestion de Patrimoine Familial. Voorts worden enkele usual suspects vermeld: de Liechtensteinse Stiftung en Anstalt, de Monegaskische en Zwitserse Foundations, BVI exempt companies; de Jersey Company en Foundation en de Stichtingen Particulier Fonds op Curaçao en Aruba.
Opmerkelijk is dan weer dat andere rechtsvormen, zoals de Nederlandse Vrijgestelde Beleggingsinstelling (VBI) of de Curaçao NV (in de mate dat die nog het offshore regime geniet) niet op de lijst staan.
Belangrijke vraag is of de niet-vermelding een vrijbrief geeft, met andere woorden of de lijst als niet-limitatief kan worden beschouwd. In een recente parlementaire vraag over de nieuwe meldingsplicht voor juridische constructies liet de Minister van Financiën verstaan dat wat betreft buitenlandse rechtspersonen enkel de rechtsvormen die vermeld worden op de lijst geviseerd worden (Mondelinge Vraag V. Wouters nr. 20716). Veel garanties geeft dit niet aangezien men eerder al aankondigde dat de lijst regelmatig zal worden bijgewerkt. Uit het antwoord op dezelfde parlementaire vraag kan men verder afleiden dat een Belgische burgerlijke maatschap niet geviseerd wordt door de nieuwe meldingsplicht voor juridische constructies.
hits=1773= / id=3364=