Wat was de casus: de vader van belanghebbende woonde ten tijde van zijn overlijden in België. Hij had de Nederlandse nationaliteit en is binnen tien jaar na zijn emigratie naar België overleden. Dit betekent dat op basis van een fictie in het Nederlandse successierecht, de vader ten tijde van zijn overlijden geacht wordt in Nederland te wonen. Tot de nalatenschap behoorden de aandelen in een Nederlandse B.V. Op basis van de bezittingen gold deze B.V. als een zogeheten onroerende zaaklichaam. De waarde van de aandelen wordt zowel in de Belgische als in de Nederlandse belastingheffing betrokken. In België op basis van de aandelen (roerend vermogen), in Nederland op basis van de in de vennootschap aanwezige onroerende zaken (onroerend vermogen). Geen van beide landen wil voorkoming van dubbele belasting verlenen.
Volgens Advocaat-Generaal IJzerman, in navolging van Rechtbank Breda, hoeft de Nederlandse belastingdienst geen vermindering ter voorkoming van dubbele belasting te verlenen, nu sprake is van onroerend vermogen. Dit is niet anders doordat België het vermogen als roerend aanmerkt. Volgens de Advocaat-Generaal is het Nederlandse standpunt ook begrijpelijk, omdat indien de woonplaatsfictie niet van toepassing zou zijn, Nederland altijd nog recht van overgang had kunnen heffen. Volgens de Advocaat-Generaal zou dit probleem alleen op te lossen zijn, door beide landen in een belastingverdrag dan wel nadere maatregelen op EU-niveau.
Sinds 1 januari 2010 is echter het Nederlandse recht van overgang afgeschaft. Naar aanleiding daarvan heeft de staatssecretaris van Financiën in een brief van 29 april 2009 aangegeven dat het besluit ter voorkoming van dubbele belasting in bepaalde situaties ook anders uitgelegd zal worden. Eén van die situaties is de onderhavige, waarin Nederland wel vermindering zal verlenen, door een verrekening te geven voor de (in dit geval) Belgische belasting.
hits=3= / id=1729=