Al eerder is de successievrijstelling in het Vlaamse Gewest voor familiebedrijven of de zogenoemde familiale holding aan de orde geweest. Een van de voorwaarden voor een dergelijke vrijstelling is de (fulltime) tewerkstelling van ten minste 5 personen in het Vlaamse Gewest, gedurende een aaneengesloten periode van 3 jaar voorafgaand aan het overlijden. Deze eis is echter aangevochten, onder meer door een naar België geëmigreerde erflater die een Nederlandse holding en een werkmaatschappij achterliet. Hij woonde al 13 jaar in het Vlaamse Gewest, het bedrijf werd echter uitgeoefend in Maastricht. De successievrijstelling die in het Vlaamse Gewest geldt, werd bij diens overlijden echter niet van toepassing geacht. Hij had wel werknemers in Maastricht tewerkgesteld, maar geen werknemers in het Vlaamse Gewest. Deze eis vonden zijn achterblijvende echtgenote en zoon die de aandelen verkregen, discriminatoir. De zaak werd aangespannen bij het gerecht en uiteindelijk kwam de zaak voor het Europese Hof van Justitie, en met succes. Het Europese Hof van Justitie heeft nu geoordeeld dat de eis van tewerkstelling in Vlaanderen een ongeoorloofde discriminatie is en inbreuk maakt op de vrijheid van vestiging die door het EG-verdrag wordt gewaarborgd. Dit heeft tot gevolg dat de Belgische fiscus in principe de successievrijstelling moet toekennen in bovenvernoemde zaak. De Vlaamse regering zal de wet aanpassen, al is dat niet verplicht maar dan kan er een inbreukprocedure volgen als zij haar wetgeving niet op orde heeft. Daarvoor is echter wel een veroordeling van de Europese Commissie nodig. Het arrest van het Europese Hof van Justitie heeft overigens directe werking en burgers kunnen er rechtstreeks een beroep op doen, ongeacht de
wettelijke bepaling.
BDO Belgie www.bdo.be
Een proces aanspannen zou (nog) meer kunnen kosten…
Vanaf 1 januari 2008 zal de partij die een proces wint, een rechtsplegingsvergoeding, dit is een forfaitaire tegemoetkoming voor zijn advocatenkosten, kunnen krijgen ten laste van de andere, verliezende, partij.
De toepassingsvoorwaarden en de inwerkingtreding van dit systeem, de zogenaamde “”verhaalbaarheid” van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van een advocaat, werden zopas vastgesteld[1]. Door dit wettelijk kader wordt de praktijk uit de wereld geholpen waarbij aan de rechter gevraagd werd de verschuldigde schadevergoeding te verhogen met het bedrag van de erelonen van de advocaat waardoor de verliezende partij voor deze erelonen moest opdraaien. Het nieuwe systeem biedt meer juridische zekerheid en is dus billijker, ook al zullen de momenteel vastgestelde forfaitaire bedragen niet altijd volstaan om de gemaakte kosten te dekken.
Wat we moeten onthouden
Het nieuwe systeem geldt zowel voor nieuwe gedingen die vanaf 1 januari 2008 ingeleid worden als voor de reeds lopende rechtszaken.
Het betreft uitsluitend rechtsplegingsvergoedingen voor gerechtelijke procedures en enkel voor de tussenkomst van een advocaat (met uitsluiting van enige andere lasthebber, vakbondsafgevaardigde, volmachthouder, enz.).
Voor elke aanleg (met name vanaf de eis tot de eindbeslissing voor een gerecht) is een rechtsplegingsvergoeding verschuldigd.
De forfaitaire aard van de vergoeding wordt geacht alle erelonen en kosten die gemaakt zijn voor de tussenkomst van de advocaat te dekken. Het is dus niet mogelijk om nadien een bijkomende vergoeding voor deze kosten aan de verliezende partij te vragen.
Voor geschillen die betrekking hebben op in geld waardeerbare vorderingen[2], is het bedrag[3] van de vergoeding afhankelijk van het bedrag van de vordering[4]. Het koninklijk besluit geeft steeds een basisbedrag en een minimum- en maximumbedrag mee. Op verzoek van één van de partijen, kan de rechter ofwel de vergoeding verminderen, ofwel verhogen, zonder de voorziene maximum- en minimumbedragen te mogen overschrijden. Bij zijn beoordeling zal de rechter steeds rekening moeten houden met de volgende elementen:
o de financiële draagkracht van de verliezende partij, om het bedrag van de vergoeding te verminderen;
o de complexiteit van de zaak;
o de contractueel bepaalde vergoedingen voor de in het gelijk gestelde partij;
o het kennelijk onredelijk karakter van de situatie.
Bijzonderheden van de procedures inzake arbeidsongevallen en beroepsziekten
In aangelegenheden met betrekking tot arbeidsongevallen en beroepsziekten, zijn de bedragen van de rechtsplegingsvergoeding beduidend lager dan in andere aangelegenheden. Het maximumbedrag van de rechtsplegingsvergoeding in sociale zaken bedraagt bijvoorbeeld slechts € 331,50, terwijl het in andere aangelegenheden tot € 30.000 kan oplopen.
Aangezien de financiële gevolgen van het verliezen van een proces uiterst zwaar kunnen doorwegen, kan u best op het moment dat u uw verdedigingsstrategie uitwerkt, al rekening houden met alle mogelijke kosten.
Het Hof van Cassatie, de hoogste rechtbank van België,
heeft recent gezorgd voor een steuntje in de rug van het
Belgisch bankgeheim.
Het Hof stelt in zijn arrest dd. 14.09.2007 dat de administratie
van de directe belastingen het bankgeheim niet
mag omzeilen door gebruik te maken van inlichtingen die
door een andere administratie in het kader van een andere
belasting bij de banken werden verzameld.
De feiten die aan de grondslag van het arrest liggen zijn
de volgende: de btw-administratie en de bijzondere belastinginspectie
(BBI) voerde in het kader van de taksen
op beursverrichtingen onderzoeken uit bij verschillende
banken. Vervolgens gebruikte de BBI de verkregen informatie
om op het gebied van de inkomstenbelasting een
rechtzetting door te voeren bij verschillende klanten van
de banken waar het onderzoek werd gevoerd. Deze praktijk
werd eerder al afgekeurd door het Hof van Beroep en
nu dus ook door het Hof van Cassatie.
Dit betekent echter geenszins dat de administratie der
directe belastingen op geen enkele manier informatie kan
inwinnen bij bank-, wissel-, krediet- of spaarinstellingen.
Vooreerst bepaalt de wet zelf dat het fi scale bankgeheim
kan vervallen indien via een fi scaal onderzoek concrete
elementen aan het licht komen die het bestaan of de
voorbereiding van een mechanisme van belastingontduiking
doet vermoeden. Ook speelt het bankgeheim niet
meer mee van zodra er bezwaar wordt ingediend tegen
een aanslag. Ten slotte geldt het fi scaal bankgeheim ook
niet ten opzichte van belastingambtenaren die belast zijn
met de invordering van de belastingschulden.
Daarenboven komt het bankgeheim steeds meer onder
vuur te liggen. In een recent verslag van de Hoge Raad
van Financiën staat dat het fi scale bankgeheim ‘meer
en meer uit de tijd is’. Volgens het verslag is België één
van de laatste landen in de Europese Unie en binnen de
OESO die vasthouden aan het fi scale bankgeheim.
Ook de implementatie van de spaarrichtlijn betekent weinig
goeds voor het Belgische fi scale bankgeheim. In tegenstelling
tot de meeste andere Europese lidstaten past
België vooralsnog de woonstaatheffi ng toe in plaats van
de uitwisseling van inlichtingen. Het tarief van de woonstaatheffi
ng zal echter stijgen en uiteindelijk in 2011 35 %
gaan bedragen. Door dit hoge tarief zal ook België feitelijk
verplicht worden om over te schakelen op een systeem
van informatie-uitwisseling. Volgens de Hoge Raad van
Financiën betekent deze overgang dat ‘het fi scaal gebruik
van het bankgeheim’ zal moeten worden opgeheven.
Het lijkt er dan ook sterk op dat de uitspraak van het Hof
van Cassatie slechts een pyrrusoverwinning is en het
Belgische fi scale bankgeheim slechts uitstel van executie
verleent.
Belgische belastingdienst in cassatie tegen AOW-arrest Hof van Beroep
14 februari 2008
De Federale Overheidsdienst Financiën heeft aangegeven dat werd besloten cassatieberoep aan te tekenen tegen het door het Hof van Beroep gewezen arrest aangaande belastbaarheid van Nederlandse AOW-uitkeringen in België.
Op grond van dit arrest is het voor Belgïë niet mogelijk belasting te heffen over een Nederlandse AOW-uitkering.
De termijn om in cassatie te gaan begint te lopen vanaf de datum van betekening van het arrest (door de betrokkene aan de administratie). Zolang die betekening er niet is begint ook de cassatietermijn niet te lopen (artikel 1073 Gerechterlijk Wetboek).
Commissie Rijkers komt met tussentijds rapport
23 januari 2008
Gisteren werd in de Commissie Rijkers overeenstemming bereikt om op korte termijn tussentijds te rapporteren omtrent de grensoverschrijdende problemen die ontstaan zijn sedert de inwerkingtreding van de Nederlandse Zorgverzekeringswet in 2006.
De Commissie Rijkers acht het wenselijk nu reeds met een tussentijds rapport te komen, omdat ook op korte termijn het masterplan Buitenland van minister van Volksgezondheid, Welzijn & Sport Abraham Klink in de Tweede Kamer zal worden behandeld.
Commissie Rijkers
22 januari 2008
Vandaag vindt een nieuwe overlegronde plaats van de Haagse Commissie grensarbeiders onder leiding van prof. dr. Arie Rijkers. Het overleg duurt een ganse dag en zal voornamelijk gaan over de problemen die grensoverschrijdend zijn ontstaan ingevolge de inwerkingtreding van de Nederlandse Zorgverzekeringswet in 2006.
hits=3= / id=1581=