Advies prejudiciële vragen over hypotheekrenteaftrek op Spaanse eigen woning

In Archief by robert

De keuzeregeling voor fictief binnenlandse belastingplicht en, vanaf 2015, ook de regeling voor de kwalificerende buitenlands belastingplichtige komen beide voort uit uitspraken van het Europese Hof van Justitie. Deze zaak zal verdere duidelijkheid gaan geven hoe ver lidstaten moeten gaan in hun tegemoetkomingen voor niet-inwoners.

In beginsel zal een woonstaat van een belastingplichtige namelijk de tegemoetkomingen (zoals de hypotheekrenteaftrek) geven aan een belastingplichtige. De woonstaat heeft meestal ook de meeste heffingsrechten. De Europese rechtspraak heeft echter gesteld dat juist een werkstaat onder voorwaarden zulke tegemoetkomingen zal moeten geven, met name op het moment dat de woonstaat dit feitelijk niet meer kan doen omdat de belastingplichtige in de andere werkstaat zijn inkomen verdient. In dat geval is het aan de werkstaat om tegemoetkomingen te geven die de werkstaat ook aan haar eigen inwoners geeft.
Daarom geeft de huidige keuzeregeling aan personen die niet in Nederland wonen, maar wel hun inkomen in Nederland verdienen (onder voorwaarden) de mogelijkheid om aftrekposten zoals de hypotheekrenteaftrek toe te passen. Ook de regeling van de kwalificerende buitenlands belastingplichtige die per 2015 in plaats van de keuzeregeling komt, heeft als doel het maken van een EU-conforme regeling voor tegemoetkomingen en aftrekposten voor niet-inwoners.

Hoe dan ook is op dit moment nog steeds niet altijd duidelijk wanneer een werkstaat nu wel of niet aan een niet-inwoner tegemoetkomingen moet verlenen. Zo ook in deze zaak. In deze zaak woont de belastingplichtige in het EU-land Spanje. Hij ontvangt geen Spaans inkomen, maar wel inkomen uit Nederland (EU-land) en uit Zwitserland (geen EU-land). In Nederland werd ongeveer € 77.000 verdiend en in Zwitserland € 51.000. Bij toepassing van de keuzeregeling in Nederland zou er per saldo geen Nederlandse hypotheekrenteaftrek mogelijk zijn, omdat deze hypotheekrente eerst wordt “weggestreept” tegen het Zwitserse inkomen. Hiertegen procedeert de belastingplichtige.

De vraag is dus of Nederland in een situatie als deze op grond van Europese regels alsnog de tegemoetkomingen (waaronder hypotheekrenteaftrek) moet verlenen. Een aanzienlijk deel van het inkomen wordt namelijk niet in Nederland verdient, dus een vraag is of Nederland tot het geven van tegemoetkomingen verplicht is. En natuurlijk is het de vraag waar de grens ligt: wanneer moet Nederland nu wel of niet een tegemoetkoming geven? Wat het extra lastig maakt in deze zaak, is dat de andere staat waar het inkomen wordt verdient (Zwitserland) geen EU-land of EER-land is. Op Zwitserland zijn de uitspraken van het Europees Hof van Justitie niet van toepassing.
De Advocaat-Generaal stelt daarom ook voor deze vragen voor te leggen aan het Europese Hof, om te zien of (en zo ja, in hoeverre) Nederland hier tegemoetkomingen moet geven. De uitspraak zal sowieso van belang worden, ook voor de nieuwe regeling voor de kwalificerende buitenlandse belastingplichtige, die de eis stelt dat 90% van het inkomen in Nederland belast moet zijn voordat recht bestaat op tegemoetkomingen zoals de hypotheekrenteaftrek.

Conclusie Advocaat-Generaal, 17 juli 2014

hits=130= / id=3721=