Liquideren van Belgische vennootschap wordt duurder

In Archief by robert

De begrotingscontroles en daarmee gepaard gaande fiscale maatregelen volgen elkaar in snel tempo op. Zonet nog heeft de federale regering Di Rupo beslist tot het invoeren van een zogenaamde “Fairness Tax”, een belasting voor grote ondernemingen die door fiscale verliesverrekening en notionele interestaftrek amper vennootschapsbelasting betalen maar wel dividenden uitkeren. Momenteel worden in het Parlement nog de wetsontwerpen behandeld met betrekking tot de fiscale maatregelen waarover de federale regering in de vorige begrotingsronde eind maart 2013 een akkoord had bereikt.

Liquidatieheffing naar 25% vanaf 1 oktober 2014
Veruit de meest in het oog springende maatregel is de verhoging van de belastingheffing bij liquidatie: het tarief van de roerende voorheffing op liquidatieboni stijgt van 10 naar 25%. Deze verhoging zal zich in de praktijk vooral laten voelen bij vennootschappen die aangehouden worden door particuliere aandeelhouders. Denk maar aan management- of patrimoniumvennootschappen, of nog, kasgeldvennootschappen die op het punt staan om geliquideerd te worden. Belgische vennootschappen die deel uitmaken van een groep zullen bij liquidatie nog steeds beroep kunnen doen op de ruime vrijstelling van roerende voorheffing mits in hoofde van hun aandeelhouders (groepsvennootschappen) voldaan is aan de voorwaarden van de wet (o.a. minimumdeelneming van 10%).
De verhoging zal pas van toepassing zijn vanaf 1 oktober 2014. Intussen blijft het nog mogelijk te liquideren tegen een tarief van 10%.

Overgangsmaatregel
Om te vermijden dat vennootschappen massaal geliquideerd worden, zal een overgangsregeling gelden waarbij vennootschappen onder bepaalde voorwaarden hun bestaande reserves kunnen uitkeren onder een tarief van 10%. Pro memorie: op een “gewone” dividenduitkering is in regel een roerende voorheffing van 25% roerende voorheffing verschuldigd.
Op basis van voornoemde overgangsregeling zal een vennootschap, gedurende een beperkte periode en voor zover voldaan wordt aan bepaalde voorwaarden, belaste reserves kunnen uitkeren aan haar aandeelhouders onder inhouding van een verlaagde roerende voorheffing van 10%.
De uitkering zal evenwel niet contant kunnen gebeuren. De verlaagde roerende voorheffing wordt immers afhankelijk gemaakt van de verplichting om de uitgekeerde reserves onmiddellijk terug in het kapitaal van de vennootschap in te brengen. Het kapitaal dat aldus gecreëerd wordt zal als fiscaal gestort kapitaal worden aangemerkt dat vervolgens na verloop van 8 jaar (4 jaar voor kleine of middelgrote ondernemingen) zonder verdere roerende voorheffing kan worden uitgekeerd.
Op het ogenblik van de uitkering betaalt de aandeelhouder wel al 10% roerende voorheffing. Aangezien hij pas na verloop van 8 jaar (of 4 jaar) een effectieve betaling vanuit de vennootschap ontvangt, gaat het in feite dus om een vooruitbetaling van roerende voorheffing gelijk aan het tarief van de huidige liquidatieheffing.

Uitkering belaste reserves onmiddellijk gevolgd door kapitaalinbreng

Het tarief van 10% geldt enkel voor het vermogen dat door de vennootschap aan haar aandeelhouders uitgekeerd wordt onder de vorm van een dividend en dat door de aandeelhouders vervolgens terug ingebracht wordt. De incorporatie van het netto-dividend in het kapitaal dient onmiddellijk na de uitkering van het dividend te gebeuren. Dit betekent dat in geval van een N.V of een B.V.B.A een kapitaalsverhoging en dus wijziging van de statuten via notariële akte dient te gebeuren.
Bovendien moet minstens ‘het verkregen bedrag’ in kapitaal opgenomen worden. Dit is het toegekende dividend, verminderd met 10% roerende voorheffing. Concreet betekent dit dat bij een uitkering van 100 minstens 90 onmiddellijk in kapitaal moet opgenomen worden. Op basis van de beschikbare teksten is het echter onduidelijk wat de gevolgen zijn indien er slechts 85 opgenomen wordt. Ofwel wordt er dan slechts 85 belast aan 10% en het overige (in casu 5) aan 25%, ofwel dient over het volledige bedrag 25% roerende voorheffing betaald te worden.
De uitkering van het dividend onder de overgangsregeling zal in ieder geval geen invloed hebben op het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting. Een vennootschap die een dividend uitkeert dat meer bedraagt dan 13% van het gestort kapitaal is in principe uitgesloten van de toepassing van het verlaagd tarief. Dividenden die met toepassing de overgangsregeling worden uitgekeerd, zullen echter niet meetellen om de 13%-grens te berekenen.

Welke reserves komen in aanmerking?
Alleen de reserves die binnen de vennootschap opgebouwd zijn en uiterlijk op 31 maart 2013 door de Algemene Vergadering goedgekeurd werden, komen voor de omzetting in aanmerking. In de praktijk betekent dit veelal dat enkel de belaste reserves zoals die blijken uit de jaarrekening per 31 december 2011 (voor vennootschappen die een boekjaar hebben dat gelijkloopt met het kalenderjaar) van de overgangsregeling zullen kunnen genieten. In principe komen ook de gereserveerde winsten van het boekjaar 2012 (jaarrekening per 31 december 2012) in aanmerking, maar dit vereist dan dat de jaarrekening waarin deze reserves zijn opgenomen al vóór 31 maart 2013 door de Algemene Vergadering is goedgekeurd. Indien de statutaire datum van de jaarlijkse Algemene Vergadering echter na 31 maart valt, zijn de reserves die opgebouwd zijn in boekjaar 2012 uitgesloten.

Continuïteit dividendpolitiek
De verlaagde roerende voorheffing geldt enkel indien de dividendpolitiek van het verleden verder gezet wordt. Dit betekent dat een onderneming in het jaar van de incorporatie van de reserves in kapitaal een even groot percentage van haar winst moet uitkeren als het gemiddelde van de voorbije jaren. De regering wenst namelijk te vermijden dat vennootschappen hun dividendpolitiek zouden aanpassen door hun gewone winstuitkeringen, die onderworpen zijn aan 25%, te vervangen door een uitkering die onder de toepassing van de overgangsregeling valt. Indien de vennootschap haar dividendpolitiek wijzigt, riskeert ze een afzonderlijke aanslag van 15% waardoor er in totaal ook 25% dient betaald te worden. Deze afzonderlijke aanslag is van toepassing indien volgende voorwaarden cumulatief zijn voldaan:
1) De vennootschap maakt in 2013 of 2014 gebruik van de overgangsregeling waardoor de uitkering van de belaste reserves onderworpen is aan een belasting van 10%;
2) De vennootschap behaalt tijdens het belastbaar tijdperk waarin de uitkering en de kapitaalverhoging een positief boekhoudkundig resultaat;
3) Er zijn in de loop van minstens één van de vijf vorige belastbare tijdperken dividenden uitgekeerd;
4) Het dividend dat wordt toegekend uit de winst van het boekjaar tijdens hetwelk de vennootschap de overgangsregeling toegepast heeft, is kleiner dan het dividend dat de vennootschap tijdens de vorige jaren meestal toekende.
Het wetsontwerp voorziet in een specifieke berekening om te bepalen welk deel van de uitkering als een normaal dividend moet worden belast. De toepassing van deze antimisbruikbepaling kan best aan de hand van een voorbeeld worden verduidelijkt.

Voorbeeld
Een onderneming maakt tijdens de boekjaren 2008 tot en met 2012 boekhoudkundige winsten van respectievelijk €20.000, €25.000, €35.000, €50.000 en €120.000. Er worden in die jaren telkens dividenden uitgekeerd van respectievelijk €4.000, €4.000, €4.000, €6.000 en €7.000.
In 2013 maakt de vennootschap gebruik van de overgangsmaatregel en beslist ze €20.000 belaste reserves uit te keren en vervolgens te incorporeren in kapitaal. Er is een boekhoudkundige winst van €60.000 en de Algemene Vergadering beslist een dividend uit te keren van €4.000.
Het totale bedrag van de boekhoudkundige winst tijdens de afgelopen vijf boekjaren bedraagt €250.000 en er werd voor €25.000 aan dividenden uitgekeerd.
De vennootschap zal onderworpen zijn aan een afzonderlijke aanslag van 15% op €2.000 [(60.000 x 25.000/250.000) – 4.000]. Dit betekent dat de dividenduitkering ten belope van €2.000 belast wordt aan een tarief van 25%, i.e. het tarief dat op een gewone dividenduitkering van toepassing is.

Overgangsperiode voor veel vennootschappen beperkt tot 31 december 2013
Het als dividend verkregen bedrag moet door de vennootschap onmiddellijk terug opgenomen worden in het maatschappelijk kapitaal. Meer specifiek dient deze opname te gebeuren “tijdens het belastbaar tijdperk dat afsluit vóór 1 oktober 2014”. Hieruit volgt dat voor vennootschappen die een boekhouding per kalenderjaar voeren (afsluiting op 31 december) de dividenduitkering en de kapitaalverhoging moeten plaatsvinden tijdens het boekjaar 2013, dus uiterlijk op 31 december 2013 (aangezien dit het laatste belastbaar tijdperk is vóór 1 oktober 2014). Vennootschappen die anders dan per kalenderjaar boekhouden en een afsluitdatum hebben die vóór 1 oktober valt (vb. 30 juni), beschikken over een langere periode om de uitkering terug op te nemen in kapitaal. Zij kunnen nog tot aan de afsluiting van hun boekjaar in 2014 tot uitkering en kapitaalverhoging overgaan.
Concreet kan de inbrengverrichting vanaf 1 juli 2013 doorgevoerd worden. Dit betekent dat vennootschappen met afsluitdatum 31 december 6 maanden de tijd hebben voor een dividenduitkering, gevolgd door een kapitaalverhoging, terwijl vennootschappen met afsluitdatum 30 juni 12 maanden de tijd hebben voor dezelfde verrichting. Op dit moment is er geen verantwoording voor deze verschillende behandeling.
We merken bovendien op dat elke wijziging die een vennootschap vanaf 1 mei 2013 aanbrengt aan de afsluitdatum van haar jaarrekening zonder uitwerking blijft voor de toepassing van de overgangsregeling.

Belastingvrije uitkering na verloop van 8 jaar (4 jaar voor kleine ondernemingen)
Om de verlaagde roerende voorheffing te kunnen genieten mag het kapitaal dat gevormd wordt door de uitgekeerde reserves niet onmiddellijk uit de onderneming worden gehaald. In principe kan dit kapitaal pas na verloop van 8 jaar via een kapitaalvermindering of liquidatie belastingvrij worden uitgekeerd. Indien er binnen de 4 jaar na de incorporatie uitgekeerd wordt, dient er alsnog 15% roerende voorheffing te worden betaald. Aangezien op het ogenblik van de kapitaalvorming reeds 10% betaald werd, betekent dit dat er in totaal 25% betaald dient te worden. Er is dan met andere woorden geen belastingvoordeel. Indien er in het vijfde of zesde jaar uitgekeerd wordt, dient er 10% betaald te worden (totale kost van 20%) en tijdens het zevende en achtste jaar dient er nog 5% betaald te worden (totale kost van 15%).
Voor kleine ondernemingen wordt voormelde termijn gehalveerd. Kleine ondernemingen zijn ondernemingen die voor het laatste en het voorlaatst afgesloten boekjaar niet meer dan één van de volgende drempels overschrijden: jaargemiddelde van het personeelsbestand 50, jaaromzet (exclusief btw) van 7 300 000 euro en balanstotaal van 3 650 000 euro. M.a.w. het gaat om ondernemingen die geen commissaris (revisor) moeten aanstellen. Belangrijk is dat het criterium van kleine vennootschap beoordeeld wordt in het belastbare tijdperk dat de uitgekeerde reserves in het kapitaal worden ingebracht (in regel boekjaar 2013/aanslagjaar 2014). Vennootschappen die op het ogenblik van de kapitaalvorming als kleine onderneming kwalificeren, kunnen het aldus gevormde kapitaal al na verloop van 4 jaar belastingvrij uitkeren.

Om misbruik tegen te gaan wordt bovendien bepaald dat een latere kapitaalvermindering bij voorrang aangerekend worden op de reserves die in het kader van de overgangsregeling in het kapitaal werden ingebracht.

Besluit
De verhoging van de roerende voorheffing op liquidatieboni naar 25% wordt enigszins getemperd door een overgangsmaatregel met zeer strikte voorwaarden. De overgangsmaatregel geeft de mogelijkheid om de roerende voorheffing op dividenden te milderen van 25% tot 10% mits de omslachtige procedure te volgen van incorporatie van het netto-dividend in kapitaal en een wachtperiode van 8 of 4 jaar te respecteren. Concreet dient er nu 10% roerende voorheffing betaald te worden zonder dat u er onmiddellijk voordeel van heeft.
Door de aangekondigde stijging van de roerende voorheffing op liquidatieboni en de beperkte duurtijd van de recent aangekondigde overgangsmaatregel is het raadzaam om nog vóór jaareinde 2013 de status van uw (management)vennootschap op te maken en te bekijken of het zinvol is om bestaande reserves in kapitaal te incorporeren, dan wel de vennootschap vóór 1 oktober 2014 te liquideren.
Een alternatief is de aandelen van de vennootschap te verkopen aan een derde partij. Dit kan in principe nog belastingvrij mits de verkoop kadert binnen het normaal beheer van privé-vermogen. Maar ook hier moet men de nodige voorzichtigheid aan de dag leggen. Zo heeft rechtspraak reeds meermaals geoordeeld dat de verkoop van aandelen van een “kasgeldvennootschap” niet beschouwd kan worden als een normale verrichting van beheer van een privé-vermogen.

hits=3764= / id=3324=