Indien een werknemer van zijn werkgever een auto van de zaak ter beschikking gesteld krijgt en hij met deze auto jaarlijks meer dan 500 privékilometers rijdt, dan betaalt de werknemer jaarlijks belasting over de bijtelling. Deze bijtelling kan oplopen tot 25% van de cataloguswaarde van nieuwe auto’s.
Indien met een auto van de zaak alleen zakelijke kilometers wordt gereden, dan is er geen bijtelling van toepassing. En in Nederland wordt woon-werkverkeer in principe gezien als zakelijke verkeer, dit in tegenstelling tot in België waar woon-werkverkeer fiscaal in beginsel privékilometers zijn.
In deze zaak was de werknemer zonder auto op vakantie. Hij lag met zijn boot in een haven. Tijdens zijn vakantie werd hij gebeld door een klant met een verzoek om te komen voor contractsonderhandelingen. De werknemer heeft daarop een vriend gevraagd meteen te komen met zijn auto van de zaak. Deze vriend deed dit en met die auto is de werknemer terug naar Nederland gereden naar zijn huis. Daar heeft hij gedoucht en zijn pak aangetrokken en is hij met de auto naar zijn zakelijke afspraak gegaan. Na de afspraak is hij met de auto van de zaak teruggereden naar de jachthaven. Deze kilometers zouden het verschil uitmaken tussen het wel of niet overschrijden van de grens van 500 kilometer voor de bijtelling. De vraag was dus of deze gereden kilometers wel of niet zakelijke kilometers waren.
Het Hof komt tot de conclusie dat het inderdaad zakelijke (woon-werkachtige) kilometers waren. Ook de rit vanaf de afspraak terug naar het vakantieadres was zakelijk. Alleen de rit helemaal aan het einde van de vakantie terug naar huis was een privérit, maar dat lijkt ons ook niet meer dan terecht. De werknemer bleef in ieder geval zo onder de 500 kilometergrens en hoefde geen bijtelling te betalen.
Hof ’s-Gravenhage, 28 november 2012
hits=267= / id=3117=