Na de uitspraak van het Europese Hof hield de Centrale Raad van Beroep in Utrecht de zitting op 29 juni 2011 om onderzoek te doen naar feiten: hoe was in 2004 tot 2006 de toepassingswet tot stand gekomen? De kernvraag was in hoeverre het ministerie zich heeft ingespannen om discriminatie van expat-verzekerden te vermijden. De juridische kant van deze zaak omtrent de invoering van de Zorgverzekering was al voldoende duidelijk. Maar de Centrale Raad heeft een uitspraak voor een tweede keer verdaagd: 21 september was niet haalbaar “wegens bijzondere omstandigheden” en 2 november heeft deze rechtbank ook niet gehaald. De advocaat van de Stichting Belangenbehartiging Nederlandse Gepensioneerden in het Buitenland heeft zelfs voorkomen dat een vonnis pas in 2012 zou komen. Een nieuwe datum is vastgesteld op 13 december 2011.
Wat ging er aan vooraf?
Het Europese Hof stelde vragen over mogelijke discriminatie van expat-gepensioneerden. De Centrale Raad moest dus onderzoeken of het Ministerie in 2005 en 2006 het nodige had gedaan om die discriminatie te voorkomen. Daartoe werden de ambtenaren van het ministerie op 29 juni opgeroepen om pijnlijke vragen van de rechters te beantwoorden (zie vorig artikel).
Toezegging
Hieronder volgen enkele feiten (en enig commentaar) uit een analyse van de parlementaire stukken en de correspondentie van Zorgverzekeraars Nederland: reeds op 9 december 2004 zegde de minister aan de vaste commissie WVC van de Kamer toe “aan alle bestaande verzekerden voor eind 2005 een non-select, integraal aanbod (zal) worden gedaan voor de hoofdverzekering en aanvullende verzekering, dat zoveel mogelijk aansluit bij de huidige dekking”. Aan alle bestaande verzekerden, dus ook buiten Nederland!
Tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel voor de Zvw heeft de minister herhaaldelijk aan dit aanbod gerefereerd, expliciet vermeldend dat de afspraak tussen de verzekeraars over het non-selecte aanbod zou zijn gedaan na een gesprek met de minister, “zonnodig bereid te zijn de geaccordeerde gedragslijn in de I&A wet te verankeren”.
Niet-ingezetenen
Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat niets van dien aard is besproken of zelfs aangestipt in relatie tot niet-ingezetenen. Ook in de memorie van toelichting is niets te vinden.
In de artikelsgewijs toelichting bij art. 3.5.2. wordt vermeld dat dit een bepaling van burgerlijk recht is, die de relatie tussen verzekeraars en verzekerden regelt. Hij wast zijn handen in onschuld.
In een overleg met de Kamer op 27 juni 2005 komen de Nederlanders in het buitenland ter sprake, met name de overgangsregeling AWBZ. Over de ziektekosten merkt de minister op dat zij recht hebben op het woonlandpakket, en … “zij kunnen zich eigener beweging aanvullend verzekeren, hetzij door behoud van bestaande aanvullende verzekeringen in Nederland, hetzij door het sluiten van een aanvullende verzekering in het woonland”. (Nog nooit gehoord van verschillen tussen Nederland en woonlanden! Nog nooit gehoord van een leeftijd van 65 jaar waarboven men geen aanvullende verzekering kan afsluiten – laat staan als men een medisch dossier heeft!). Geen woord dus over de waarborgen van toegang tot aanvullende verzekering, zoals die in Nederland wel gelden.
Terugdraaien
Op 6 december 2005 – drie weken voordat de wet van kracht wordt – wordt de Kamer wakker: spoeddebat over de Nederlanders in het buitenland, waarover ongerustheid wordt uitgesproken. Blijkbaar hebben de zorgverzekeraars de zorgovereenkomsten eenzijdig geheel opgezegd op grond van de nieuwe wet. Nu zouden grote groepen Nederlanders in het buitenland per 1 januari 2006 niet of onvoldoende verzekerd zijn voor gezondheidszorg.
De regering wordt in een motie verzocht alle maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn om de ontstane onzekerheid en dubbele premie te voorkomen. CVZ wordt verzocht te inventariseren en hierover de Kamer vóór 1 juni 2006 te informeren, voorzien van concrete kabinetsvoorstellen voor een goede zorgverzekering voor deze groep.
Tot de indieners van de motie behoort mevrouw Schippers, de huidige minister: 38 kamerleden steunen de motie.
Later zegt de minister dat hij er op heeft aangedrongen bij de verzekeraars opzeggingen terug te draaien. Overigens verschuilt hij zich weer echter het privaatrechtelijke karakter van de particuliere verzekeringen – reden waarom hij zich daar niet direct in kan mengen (binnen Nederland wel?). De expats moeten zelf maar nagaan of zij bereid zijn extra kosten te maken of dat zij bereid zijn te volstaan met het woonlandpakket. En… “wie in het buitenland het Nederlandse pakket wil hebben, hoeft zich in vrijwel geen enkel land bij te verzekeren”. (Uitlatingen als deze tonen aan dat de minister geen notie had van de problemen – of niet wilde hebben). Hij zegt: “Ik denk dat wij hier praten over een non-existent probleem”.
Voor de verzekeringen van ingezetenen heeft de minister echter wél de nodige waarborgen afgedwongen bij de verzekeraars. Als dit geen discriminatie is, wat dan wel!
Premieverhoging
Op 19 december klagen de verzekeraars in een brief over de onuitvoerbaarheid van verzekeringen per verdragsland tegen kostendekkende tarieven. Oorzaak: het kleinere draagvlak door kleinere aantallen verzekerden sinds invoering van de wet. Zij dringen op een premievrije overgangsregeling. De minister weet aldus precies wat er aan de hand is, maar hij verschuilt zich andermaal achter het particulier karakter … “contractuele relaties tussen privaatrechtelijke partijen, waar ik niet in kan treden”.
Op schriftelijke vragen in de Kamer antwoordt de minister op 16 januari 2006 op vragen, als zouden verzekeraars inmiddels aanbiedingen hebben gedaan “waaronder ook redelijk geprijsde”. Maar reeds op 23 januari moet hij erkennen dat er ook sprake is van premieverhogingen tot € 500 per maand.
Kortom: de problemen van de niet-ingezetenen zijn door de minister genegeerd of gebagatelliseerd in de hoop dat zowel de premieverhogingen als de massale opzeggingen ongemerkt zouden kunnen passeren. De politiek kwam door de massale opzeggingen eerst begin december 2005 in beweging en deed daarna niets.
De expat-gepensioneerden moesten naar de Haagse rechter om enige differentiatie in de woonlandfactoren af te dwingen. Op het punt van de aanvullende verzekeringen is de staat in gebreke gebleven.
Na vijf jaren procederen was het voor het eerst het Europese Hof dat de vraag over discriminatie heeft gesteld. Het is na deze tweede verdaging duidelijk dat de Centrale Raad het moeilijk heeft met dit geval van discriminatie, dat zonneklaar bewezen is.
hits=0= / id=2005=