Deze nog niet bestaande, zelfs nog niet ontworpen wet roept zoveel vragen op dat we nog veel kolommen daarover zullen vullen. Deze keer was de aanleiding het advies in het vorige nummer om voor het in werking treden van de wet schenkingen te doen, al dan niet onder voorbehoud van vruchtgebruik ten behoeve van de schenker.
Vereenvoudiging
Het belangrijkste doel van de staatssecretaris met de nieuwe wet is vereenvoudiging van het stelsel. Hij heeft volkomen gelijk wanneer hij stelt dat de huidige wet vrijwel onleesbaar is en voor leken niet te begrijpen.
Het schema van de successiewet is natuurlijk eenvoudig, er is een nalatenschap, een bepalende verwantschap en de erbij horende tarieven. Dan kan met inachtneming van de vrijstellingen het recht worden berekend.
Het is betrekkelijk eenvoudig om in een wet de verwantschap vast te leggen en de daarbij behorende percentages over de hoogte van de verkrijging. Ook moeten definities worden opgenomen van woonplaats, partnerschap, etc., maar de problematiek ligt natuurlijk in de samenstelling van de nalatenschap en de kern van de moeilijkheden ligt in de zogenaamde fictie artikelen. Ik vrees dat die in de nieuwe wet gehandhaafd moeten worden, hetgeen eigenlijk betekent dat er weinig sprake zal zijn van vereenvoudiging.
Fictie artikelen
Fictie artikelen zijn bepalingen in de successiewet die vermogensbestanddelen tot de belaste nalatenschap rekenen die krachtens burgerlijk recht of woonplaatsbegrip niet daaronder vallen. Er moge worden opgemerkt dat bijna alle landen in hun successiewet fictiebepalingen kennen. Hierbij zullen een aantal Nederlandse bepalingen worden behandeld, terwijl de Belgische voor zover nodig en mogelijk zullen worden meegenomen.
Artikel 3
De eerste fictie vinden we in artikel 3, maar die kent iedere lezer. Daar staat de 10-jaars termijn in. Iedere Nederlander die een schenking doet of overlijdt binnen 10 jaar na vertrek uit Nederland wordt geacht binnen Nederland te wonen en dan recht te betalen. België kent deze bepaling niet maar andere Europese landen wel.
In een eerder artikel heb ik er op gewezen dat het invoeren van de verkrijgersbelasting belangrijke consequenties heeft. Een Nederbelgische zoon die al meer dan 10 jaar in België woont gaat in Wageningen studeren. Na afloop van zijn studie gaat hij weer in België wonen. Wanneer één van zijn ouders dan binnen 10 jaar na het eindigen van de studie komt te overlijden is in Nederland successierecht verschuldigd.
Artikel 12 Nederland, artikel 7 België
Ook hier een artikel dat iedere lezer kent, namelijk dat een schenking in België binnen 3 jaar na het overlijden tot de nalatenschap wordt gerekend. In Nederland bedraagt die termijn op dit moment 180 dagen. Verwacht mag worden dat die termijn tot tenminste 1 jaar zal worden opgetrokken, zulks overeenkomstig het rapport van de commissie Moltmaker.
Artikel 10 Nederland, artikel 11 België
Overdracht onder voorbehoud van vruchtgebruik. Aan deze artikelen wordt deze bijdrage gewijd. Er bestaan nog veel bijkomende bepalingen, maar die worden buiten beschouwing gelaten. Onder overdracht wordt ook schenking begrepen en daar komt een essentieel verschil tussen beide wetgevingen naar voren, want in de Belgische wet staat erbij “onder bezwarende titel”, hetgeen betekent dat in België een schenking – omdat het geen bezwarende titel is – met voorbehoud van vruchtgebruik niet als fictie tot de nalatenschap wordt gerekend. Het onder die voorwaarde geschonkene wordt in Nederland weer als nalatenschap belast.
De op dit moment in de Nederlandse wet opgenomen bepaling zal in de nieuwe wet schenk- en erfbelasting zonder enige twijfel in enigerlei vorm worden opgenomen. Dit kan rampzalige gevolgen hebben. Immers, het zou betekenen dat alle reeds door een Nederbelg gedane schenkingen aan in Nederland wonende kinderen onder voorbehoud van vruchtgebruik bij het overlijden van de Nederbelg, wiens kinderen in Nederland wonen, met Nederlands successierecht worden belast. Eventueel betaalde schenkingsrechten (3%?) mogen dan worden afgetrokken. Bij invoering van nieuwe (belasting-) wetten wordt bijna altijd een overgangsregeling – meestal in de vorm van een overgangswet – getroffen. Het is voor mij nog een vraag of de invoering van het verkrijgersrecht voldoende aanleiding zal zijn om reeds gedane schenkingen met voorbehoud van vruchtgebruik uit te sluiten van de fictie in de nieuwe wet. Dit geldt nog veel meer voor dergelijke schenkingen die gedaan zijn na aankondiging van de nieuwe wet. Degenen die een dergelijke schenking gedaan hebben dienen dan ook heel nauwgezet de ontwikkeling van de wetgeving op dit punt te volgen. Wordt de regeling niet in het overgangsrecht opgenomen, dan zal er waarschijnlijk niet veel anders opzitten dan afstand te doen van het vruchtgebruik, tenzij belastingbetaling wordt aanvaard.
Mijn uitdrukkelijk advies is daarom af te zien van schenkingen aan in Nederland wonende kinderen met voorbehoud van vruchtgebruik. Alle andere schenkingen kunnen natuurlijk doorgaan. Het is wel voorzichtig om in schenkingsakten aan in Nederland wonende personen het recht voor te behouden om de schenking geheel of gedeeltelijk te herroepen. Daarvoor behoeft geen reden te worden aangegeven, zodat ook fiscale motieven kunnen gelden.
Overige ficties
Omdat ik geen enkel idee heb hoe de staatssecretaris in zijn voornemen om de wet te vereenvoudigen de overige bestaande ficties zal overnemen laat ik de bespreking daarvan buiten beschouwing. Wel aardig om het verschil van de wetgeving in beide landen te illustreren is de fictie in artikel 26 van de Nederlandse wet. Daarin staat dat echtelieden en partners bij een schenking aan beiden afzonderlijk als één persoon worden beschouwd en met de naaste verwantschap van één van hen. In België geldt deze koppeling niet maar wanneer een vader een schenking doet aan zijn zoon en zijn schoondochter afzonderlijk, wordt de schenking aan de zoon met een kindstarief en aan de schoondochter met het vreemdentarief belast.
hits=0= / id=1602=